Notulen gemeenteraad van 30 10 2019

Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

1.   MEDEDELINGEN

 

1.  Samenstelling gemeenteraadscommissies

De raadsleden worden uitgenodigd om tegen de volgende gemeenteraadszitting hun kandidaturen in te dienen voor de samenstelling van de gemeenteraadscommissies.

 

2.  Opvolging audit instroom medewerkers

Juridische gronden

          Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

          Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

          Artikel 221 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat Audit Vlaanderen de verslagen van de audits aan de voorzitter van de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn bezorgt, die ze bezorgt aan de leden van de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

Feiten

          Op 2 oktober 2017 leverde Audit Vlaanderen een auditrapport op over de thema-audit “instroom van medewerkers” bij de gemeente Maldegem. Dit rapport bevatte 4 aanbevelingen, waarvoor het management een streefdatum, een verantwoordelijke en een actieplan heeft bepaald.

          De aanbevelingen zijn de belangrijkste verbeterpunten uit een audit. De implementatie ervan is de verantwoordelijkheid van het management.

          Audit Vlaanderen heeft de realisatie van de geformuleerde aanbevelingen recentelijk via een steekproef opgevolgd. Daarnaast evalueerde Audit Vlaanderen hoe de organisatie de aanbevelingen uit de audit opvolgt. Doel is om de gedetecteerde risico’s zo op termijn tot een minimum te kunnen beperken.

          In bijlage vindt u het rapport met de conclusies. Het besluit luidt als volgt: "De gemeente Maldegem heeft twee van de vier opgevolgde aanbevelingen gerealiseerd en heeft een degelijk systeem ontwikkeld om de geformuleerde aanbevelingen op te volgen. Twee andere aanbevelingen werden niet gerealiseerd tegen de vooropgestelde timing, maar de nodige acties zijn hiervoor gepland binnen een realistische timing."

 

Bijlagen

          Opvolgingsrapport audit "instroom van medewerkers"

 

Het opvolgingsrapport van Audit Vlaanderen naar aanleiding van de audit "instroom van medewerkers" wordt aan de raadsleden meegedeeld.

 

3. Antwoord op de mondelinge vragen van de gemeenteraad van 25 september 2019

De mondelinge vragen, gesteld door de raadsleden in de zitting van 25 september 2019 worden beantwoord.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

2.   GOEDKEURING NOTULEN EN AUDIO-OPNAME VAN DE GEMEENTERAADSZITTING VAN 25 SEPTEMBER 2019

 

Juridische gronden

          De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

          Artikel 28, §1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de vergaderingen van de gemeenteraad openbaar zijn.

          Artikel 32 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 dat bepaalt dat behalve in spoedeisende gevallen de notulen van de vorige vergadering ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering ter beschikking worden gesteld van de gemeenteraadsleden en dat het huishoudelijk reglement de wijze bepaalt waarop de notulen ter beschikking worden gesteld.

Dat verder bepaalt dat elk gemeenteraadslid het recht heeft om tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen van de vorige vergadering. Als die opmerkingen door de gemeenteraad worden aangenomen, worden de notulen in die zin aangepast en dat ook nog verduidelijkt dat als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen van de vorige vergadering, de notulen als goedgekeurd beschouwd worden.

          Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

          Het gemeenteraadsbesluit van 27 februari 2019 waarbij beslist wordt het zittingsverslag te vervangen door een audio- of een audiovisuele opname.

 

Feiten

          De notulen werden ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering ter beschikking gesteld van de gemeenteraad.

          De audio-opnames werden per agendapunt uiterlijk acht dagen voor de dag van de vergadering gepubliceerd op de gemeentelijke website onder 'Vergaderingen gemeenteraad'.  De tijdsaanduidingen over de aanvang van de onderscheiden agendapunten werden genoteerd in het document 'Tijdsnotatie audioverslag GR 25 september 2019' dat eveneens op de website gepubliceerd werd onder 'Vergaderingen gemeenteraad'.

          Er werden geen opmerkingen gemaakt.

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad keurt de notulen en de audio-opname van de zitting van de gemeenteraad van 25 september 2019 goed.

 

Artikel 2:

De voorzitter en de algemeen directeur worden gemandateerd om de notulen na deze goedkeuring te ondertekenen.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

3.   RPR - WAARDERINGSBELEID EN EVALUATIETRAJECT

 

Juridische gronden

          Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

          Artikel 194 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt omschreven dat personeelsleden recht hebben op opvolging en feedback, al dan niet door middel van een evaluatie, over hun wijze van functioneren. De personeelsleden worden opgevolgd en, in voorkomend geval, geëvalueerd op ambtelijk niveau.

          Het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en latere wijzigingen.

          Gemeenteraadsbeslissing van 14 december 2016, en latere wijzigingen, waarbij de rechtspositieregeling voor het statutaire en contractuele personeel van de gemeente Maldegem wordt vastgesteld.

          Het gemeenteraadsbesluit van 23 maart 2017 waarbij de gemeenteraad haar bevoegdheid met betrekking tot de lokale rechtspositieregeling, het organogram en de personeelsformatie met ingang van 1 april 2017 delegeert aan het college van burgemeester en schepenen.

 

 

Feiten

          In de huidige evaluatieregeling zoals opgenomen in de rechtspositieregeling is voorzien dat het personeelslid dat aan een periodieke evaluatie onderworpen is, tweejaarlijks wordt geëvalueerd.

          Het evaluatieresultaat is ofwel gunstig ofwel ongunstig.

          Wanneer het personeelslid voor de periodieke evaluatie twee keer opeenvolgend een evaluatieresultaat krijgt dat ongunstig is, wordt een advies tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid uitgebracht.

          In artikel 194 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 wordt omschreven dat personeelsleden recht hebben op opvolging en feedback, al dan niet door middel van een evaluatie, over hun wijze van functioneren. De personeelsleden worden opgevolgd en, in voorkomend geval, geëvalueerd op ambtelijk niveau. Het bestuur kan ervoor opteren om eerder te werken met een systeem van opvolging en feedback. Indien men echter, wat een statutair personeelslid betreft, wenst over te gaan tot een ontslag wegens beroepsongeschiktheid, dient men in de rechtspositieregeling wel nog een evaluatiesysteem te voorzien.

          Er werd, met ondersteuning van Jurplus, een voorstel van aanpassing van de rechtspositieregeling aan de geplande regeling inzake waarderingsbeleid en evaluatie voorbereid.

          In de voorgestelde regeling wordt de periodieke evaluatie vervangen door een waarderingsbeleid. Het personeelslid wordt opgevolgd en krijgt feedback over zijn manier van functioneren.

          Naast de dagelijkse informele feedback neemt de feedback ook de vorm aan van een aantal gesprekken met het personeelslid :

          een feedforwardgesprek

          een waarderingsgesprek

          eventueel een formeel feedbackgesprek

          Het feedforwardgesprek vindt jaarlijks plaats in het eerste kwartaal van het jaar en resulteert in een verslag met afspraken en doelstellingen, eventueel met bepaalde aandachtspunten.

          Het waarderingsgesprek vindt jaarlijks plaats in het vierde kwartaal van het jaar. Het resulteert in een verslag met een algemene waardering van het personeelslid.

          Een formeel feedbackgesprek kan plaatsvinden op vraag van het personeelslid of van zijn leidinggevende. Indien er aandachtspunten of breekpunten zijn wordt er in elk geval een formeel feedbackgesprek ingepland. Aandachtspunten zijn zaken die een probleem vormen en waaraan moet worden gewerkt. In dit geval worden de besproken aandachtspunten binnen de drie maanden opnieuw besproken in een formeel feedbackgesprek. Aandachtspunten kunnen breekpunten worden die aanleiding geven tot de opstart van een evaluatietraject. Breekpunten zijn ernstige tekortkomingen die een duidelijke verbetering noodzaken.

          Indien het functioneren van het personeelslid aanleiding geeft tot breekpunten, kan de rechtstreeks leidinggevende van het personeelslid een evaluatietraject opstarten (na advies van HR en goedkeuring door de algemeen directeur). Een evaluatie kan maar plaatsvinden minstens drie maanden na het laatste formeel feedbackgesprek . De evaluatie gaat gepaard met een evaluatiegesprek tussen de eerste beoordelaar en het personeelslid.

          Het evaluatieresultaat is gunstig of ongunstig. Het personeelslid kan ontslagen worden wegens beroepsongeschiktheid na een ongunstige evaluatie. Ook andere maatregelen zijn mogelijk.

          Met uitzondering van het ontslag wegens beroepsongeschiktheid beslist de algemeen directeur over het gevolg van de evaluatie. Hij baseert zijn beslissing op het voorstel van de beoordelaars. De algemeen directeur kan geen beslissing nemen over een gevolg van de evaluatie, noch een voorstel formuleren tot ontslag van het personeelslid vooraleer het beroep tegen de evaluatie is afgehandeld en hij beslist heeft om de evaluatie al dan niet aan te passen.

          De algemeen directeur formuleert het gemotiveerde voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid op basis van het evaluatieverslag. De aanstellende overheid beslist over het ontslag wegens beroepsongeschiktheid.

          Het personeelslid kan beroep aantekenen tegen een ongunstige evaluatie. Hiertoe wordt een beroepsinstantie geïnstalleerd.

          Voor de de algemeen directeur en de financieel directeur gelden aparte regelingen inzake waardering en feedback en evaluatie.

          De algemeen directeur en de financieel directeur worden eveneens opgevolgd en krijgen feedback over hun manier van functioneren, met dien verstande dat het college van burgemeester en schepenen (of een vertegenwoordiging hiervan) optreedt als rechtstreeks leidinggevende. Zowel bij de feedback (waarderingsbeleid) als bij de evaluatie is de aanwezigheid van een extern bureau verplicht bij elk formeel gesprek, tenzij de functiehouder hiervan wenst af te wijken.

          Tijdens de maanden november en december 2019 zal werk gemaakt worden van de opleiding van leidinggevenden en zal gecommuniceerd worden.

          Startdatum nieuwe regeling : 1 januari 2020

          In het ontwerp van de tekst staat nu bepaald (artikel 52 §2) dat het eerste evaluatietraject ten vroegste kan afgetoetst worden negen maanden na de ingangsdatum van 1 januari 2020. Er wordt in eerste instantie gestart met de diensthoofden.

          Het vakbondsoverleg van 16 oktober 2019 resulteerde voor dit punt in een protocol van akkoord. In uitvoering van de gemeenteraadsbeslissing van maart 2017 kan dit agendapunt in principe op het college van burgemeester en schepenen worden behandeld. Gelet op de materie acht het college het echter opportuun om dit punt alsnog te agenderen op de gemeenteraad. Het agentschap binnenlands bestuur had hiertegen geen bezwaar.

          Noot :

          het vast aangestelde statutaire personeelslid dat wordt ontslagen wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid heeft een opzeggingstermijn van 3 maanden als het 5 jaar of minder in statutaire dienst is bij het bestuur. Ongeacht de hoogte van het loon, is er een opzeggingstermijn van 3 maanden per periode van 5 jaar statutaire dienst bij het bestuur.

          Op het loon van een statutair personeelslid worden geen bijdragen betaald voor de werkloosheidssector. Desgevallend zal het bestuur bij het ontslag wegens beroepsongeschiktheid bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de door de werkgever en werknemer verschuldigde bijdragen storten voor de periode die overeenstemt met het aantal werkdagen dat de ontslagen persoon, gelet op de leeftijdsgroep waartoe hij behoord, moet bewijzen om gerechtigd te zijn op werkloosheidsuitkeringen.

 

 

Adviezen

          Het Agentschap Binnenlands Bestuur deelde per mail mee dat zij akkoord kunnen gaan met het voorliggende voorstel van aanpassing aan de rechtspositieregeling, mits rekening wordt gehouden met een termijn van zes maanden voor eventuele bijsturing (vertaald in het feit dat er minstens 2 formele feedbackgesprekken moeten zijn alvorens kan overgegaan worden naar het evaluatietraject.

          Met betrekking tot de behandeling van dit punt op de gemeenteraad, niettegenstaande het delegatiebesluit van maart 2017 toelaat dat dit punt behandeld wordt op een zitting van het college van burgemeester en schepenen, gaf het Agentschap Binnenlands Bestuur ook een gunstig advies.

          Deze materie werd besproken op het vakbondsoverleg (BOC) van 16 oktober 2019. Er werd een protocol van akkoord bekomen, mits rekening wordt gehouden met volgende opmerkingen bij het tekstvoorstel van een aantal artikelen:

          artikel 51 §3  bepaalt dat het hoofdstuk inzake waarderingsbeleid in werking treedt op 1 januari 2020. In paragraaf 2 wordt bepaald dat dit hoofdstuk niet van toepassing is op de algemeen directeur en de financieel directeur, met uitzondering van afdeling 8. Dit zou verwarring kunnen scheppen. Het is wel degelijk de bedoeling dat ook voor de algemeen directeur en de financieel directeur de regeling in voege treedt vanaf 1 januari 2020. Er wordt gekeken waar de bepaling beter wordt opgenomen om geen onduidelijkheid te scheppen.

          artikel 54 : Als met "hoofd van het personeel" bedoeld wordt "algemeen directeur" is het misschien beter om dit meteen ook zo in te schrijven.

          Artikel 56§2 : laatste alinea aanvullen met de mogelijkheid van het personeel om ook een aantal opmerkingen toe te voegen aan het verslag.

          Artikel 64 §1 : termijn van zeven kalenderdagen kan in bepaalde gevallen (bvb bij feestdagen) kort zijn. Voorstel om hier 14 kalenderdagen van te maken.

          Artikel 82 : Naar rechtszekerheid is het beter om toe te voegen : "indien de raad niet uiterlijk binnen de drie maanden na de eindevaluatie van het evaluatiecomité heeft beslist, wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn."

          De wees ook op de afwezigheid van een beroepsprocedure voor de decretale graden. Dit klopt, maar was ook niet voorzien in de vorige regeling. Indien de algemeen directeur of de financieel directeur niet akkoord gaat met de ongunstige evaluatie, kan hij of zij enkel rechtstreeks terecht bij de Raad van State.

          De vakbondsdelegatie geeft wel aan dat, in vergelijking met het vorige systeem van periodieke evaluatie, de evaluatieperiode, met mogelijkheid tot ontslag, kort geworden is. Men is hiervan geen voorstander, maar wil wel meegaan in deze nieuwe koers. De praktische uitwerking zal wel met aandacht bekeken worden en er wordt een evaluatie van het nieuwe systeem gevraagd na één jaar.

 

Bijlagen

          nota waarderingsbeleid

          voorstel aanpassing tekst RPR hoofdstuk VIII : Evaluatie tijdens de loopbaan

          schematische voorstellingen

          protocol van akkoord

          powerpoint

          Advies ABB inzake aantal formele feedbackgesprekken (2 waardoor termijn van zes maanden)

          Advies ABB inzake behandeling door gemeenteraad ondanks delegatiebesluit.

Tussenkomsten

             door raadslid Anneke Gobeyn (CD&V)

             door raadslid Stefaan Standaert (Groen)

             door raadslid Timothy De Groote (Vlaams Belang)

             Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) beantwoordt de vragen.

 

Besluit

 

18 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

7 onthoudingen: Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger en Leandra Decuyper

 

 

Artikel 1

Alhoewel de gemeenteraadsbeslissing van 23 maart 2017, gelet op het protocol van akkoord, toelaat dat dit punt behandeld wordt door het college van burgemeester en schepenen, wordt dit agendapunt alsnog teruggenomen door de gemeenteraad

 

Artikel 2

De gemeenteraad verleent goedkeuring aan de tekst houdende wijziging aan de rechtspositieregeling inzake waarderingsbeleid en evaluatie zoals voorliggend.

 

Hoofdstuk VIII. Waarderingsbeleid

Afdeling 1. algemene bepalingen

Artikel 51

Paragraaf 1

Dit hoofdstuk is van toepassing op zowel de vast aangestelde statutaire personeelsleden als op de contractuele personeelsleden.

Voor de contractuele personeelsleden gelden de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten onverminderd.

Paragraaf 2

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de algemeen directeur en de financieel directeur, met uitzondering van afdeling 8.

Paragraaf 3

Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2020.

 

Artikel 52

Paragraaf 1

De personeelsleden hebben recht op opvolging en feedback in het kader van hun ontwikkeling, al dan niet door middel van een evaluatie, over hun wijze van functioneren. De personeelsleden worden opgevolgd en, in voorkomend geval, geëvalueerd.

Paragraaf 2

Bij gebrek aan ongunstige evaluatie tijdens de laatste 24 maanden, worden de personeelsleden voor de toepassing van deze rechtspositieregeling geacht gunstig geëvalueerd te zijn.

Paragraaf 3

Het eerste evaluatietraject zoals bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk, kan ten vroegste opgestart worden drie maanden na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.

 

Artikel 53

De personeelsleden worden vooraf geïnformeerd over alle aspecten van het waarderingsbeleid.

 

Artikel 54

De algemeen directeur zorgt voor de interne organisatie van het waarderingsbeleid.

 

Afdeling 2. opvolging en feedback

Artikel 55

Het personeelslid wordt opgevolgd en krijgt feedback over zijn manier van functioneren.

 

Artikel 56

Paragraaf 1

Naast de dagelijkse informele feedback neemt de feedback ook de vorm aan van een aantal gesprekken met het personeelslid:

-een feedforwardgesprek;

-een waarderingsgesprek;

-eventueel een formeel feedbackgesprek.

 

Paragraaf 2

Onder feedforwardgesprek wordt verstaan: een gelijkwaardig tweegesprek tussen de rechtstreekse leidinggevende en het personeelslid met het oog op het vastleggen van de afspraken en planning voor het komende jaar inzake het optimaal functioneren van het personeelslid en de dienst, de optimale kwaliteit van de dienstverlening, als ook de persoonlijke ontwikkeling van het personeelslid. Zowel het personeelslid als zijn leidinggevende brengen te bespreken punten aan.

Het feedforwardgesprek vindt jaarlijks plaats in het eerste kwartaal van het jaar.

Het feedforwardgesprek resulteert in een verslag (Persoonlijk actieplan (PAP)/Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)) met afspraken (resultaat- en ontwikkelafspraken) en doelstellingen, eventueel met bepaalde aandachtspunten. Het personeelslid kan hier opmerkingen aan toe voegen.

 

Paragraaf 3

Onder waarderingsgesprek wordt verstaan: een gelijkwaardig tweegesprek tussen de rechtstreekse leidinggevende en het personeelslid waarbij de afspraken, de doelstellingen en eventuele aandachtspunten uit de werking van het afgelopen jaar besproken worden.

Het waarderingsgesprek vindt jaarlijks plaats in het vierde kwartaal van het jaar.

Het waarderingsgesprek resulteert in een verslag met een algemene waardering van het personeelslid.

 

Paragraaf 4

Een formeel feedbackgesprek kan plaatsvinden op vraag van het personeelslid of van zijn leidinggevende.

Indien er aandachtspunten zijn, nodigt de rechtstreekse leidinggevende het personeelslid in elk geval uit voor een (bijkomend) formeel feedbackgesprek. Aandachtspunten zijn zaken die een probleem vormen en waaraan moet gewerkt worden. Er moet actie ondernomen worden want door de aandachtspunten worden de prestaties van de dienst of collega’s afgeremd. De besproken aandachtspunten worden binnen de drie maanden opnieuw besproken in een formeel feedbackgesprek.

Aandachtspunten kunnen breekpunten worden die aanleiding geven tot de opstart van een evaluatietraject. Breekpunten zijn ernstige tekortkomingen die een duidelijke verbetering noodzaken. Een goede werking van de dienst of van de collega’s is niet meer mogelijk en/of er is een duidelijk attitudeprobleem dat niet strookt met de waarden van het bestuur.

Het formeel feedbackgesprek resulteert niet noodzakelijk in een verslag, maar kan in voorkomend geval wel aanleiding geven tot nieuwe afspraken die een aanpassing van het PAP/POP met zich meebrengen. In elk geval neemt de rechtstreekse leidinggevende, naar aanleiding van een formeel feedbackgesprek, de passende maatregelen met het oog op het verbeteren van de wijze waarop het betrokken personeelslid functioneert.

 

Paragraaf 5

Zowel het personeelslid als zijn leidinggevende ondertekenen in voorkomend geval de verslagen zoals bedoeld in dit artikel en krijgen er een exemplaar van. Het personeelslid ondertekent ter kennisname. Indien het personeelslid weigert het verslag te ondertekenen, wordt dit in het dossier vermeld en wordt schriftelijke bevestiging van deze weigering aan het personeelslid betekend.

 

Afdeling 3. het evaluatietraject

Artikel 57

Indien het functioneren van het personeelslid aanleiding geeft tot breekpunten, kan de rechtstreeks leidinggevende van het personeelslid een evaluatietraject opstarten. Een evaluatietraject kan maar opgestart worden na advies van HR en goedkeuring door de algemeen directeur.

Een evaluatie kan maar plaatsvinden minstens drie maanden na het laatste formeel feedbackgesprek waaruit breekpunten naar voor gekomen zijn.

 

Artikel 58

De evaluatie heeft betrekking op de periode die volgt op de vorige evaluatie of op het voorbije jaar indien er in die periode geen evaluatie plaatsvond.

 

Afdeling 4. de evaluatiecriteria

Artikel 59

De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria. De evaluatiecriteria sluiten aan bij de functiebeschrijvingen en bij de doelstellingen van het bestuur.

Bij de vaststelling van de evaluatiecriteria voor de evaluatie van personen met een arbeidshandicap wordt zo nodig rekening gehouden met de handicap.

 

Afdeling 5. de beoordelaars en het verloop van het evaluatietraject

Artikel 60

Het personeelslid wordt geëvalueerd door twee leidinggevenden, m.n. de eerste evaluator en de tweede evaluator, waarvan de eerste evaluator de rechtstreekse leidinggevende is.

Waar dit gemotiveerd wordt op basis van de hiërarchische positie van een personeelslid of de bepekte omvang van het personeelsbestand kan de evaluatie worden toevertrouwd aan één leidinggevende.

De algemeen directeur wijst de beoordelaars voor de verschillende diensten van de gemeente en het OCMW aan. Hij zorgt voor de opleiding van de beoordelaars en waakt over de eenduidige toepassing van het evaluatiestelsel binnen de diensten.

De beoordelaars dienen zich ertoe te engageren de gedragsregels zoals bepaald in artikel 16 na te leven.

 

Artikel 61

Elke beoordelaar moet een opleiding tot beoordelaar gevolgd hebben om te mogen evalueren. De beoordelaars worden onder meer geëvalueerd op hun wijze van evalueren. Als een beoordelaar zelf negatief geëvalueerd wordt of een bijkomend evaluatietraject moet volgen, kan de algemeen directeur, al dan niet tijdelijk, een andere beoordelaar aanwijzen als dat op basis van de inhoud van de evaluatie aangewezen blijkt.

Als een beoordelaar in de fysieke onmogelijkheid verkeert om te evalueren, kan de algemeen directeur tijdelijk een andere beoordelaar aanwijzen.

 

Artikel 62

De evaluatie gaat gepaard met een evaluatiegesprek tussen de eerste beoordelaar en het personeelslid. De tweede beoordelaar is bij het evaluatiegesprek aanwezig als het personeelslid of de eerste beoordelaar daarom uitdrukkelijk verzoekt.

 

Artikel 63

De beoordelaars leggen de evaluatie vast in een kwalitatief beschrijvend evaluatieverslag dat het evaluatieresultaat op afdoende wijze onderbouwt.

 

Artikel 64

Paragraaf 1

Het personeelslid ontvangt het evaluatieverslag. Het personeelslid kan in het evaluatieverslag opmerkingen bij zijn evaluatie formuleren. Het personeelslid bezorgt het ondertekende evaluatieverslag terug aan zijn eerste beoordelaar binnen veertien kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag. Het personeelslid ondertekent ter kennisname.

De beoordelaars ondertekenen het evaluatieverslag en, in voorkomend geval, de opmerkingen van het personeelslid voor kennisneming.

 

Paragraaf 2

Indien het personeelslid weigert het evaluatieverslag te ondertekenen, wordt dit in het dossier vermeld en wordt schriftelijke bevestiging van deze weigering aan het personeelslid betekend.

 

Paragraaf 3

Het personeelslid ontvangt een kopie van zijn definitief evaluatieverslag. Het evaluatieresultaat van het personeelslid wordt opgenomen in het individuele personeelsdossier.

Het personeelslid heeft het recht zijn individuele personeelsdossier te raadplegen en krijgt er op zijn verzoek een gratis afschrift van.

 

Afdeling 6. de evaluatieresultaten en de gevolgen van de evaluatie

Onderafdeling 1. de evaluatieresultaten

Artikel 65

Het evaluatieresultaat is gunstig of ongunstig.

De eerste en de tweede beoordelaar streven naar een consensus over de eindconclusie van de evaluatie en over het voorstel van evaluatiegevolg.

Als twee beoordelaars niet tot overeenstemming komen over het evaluatieresultaat of over het evaluatiegevolg, is het standpunt van de algemeen directeur doorslaggevend.

 

Onderafdeling 2. de gevolgen van de evaluatie

Artikel 66

De beoordelaars formuleren op basis van het door het personeelslid ondertekende evaluatieverslag binnen de tien kalenderdagen een voorstel van evaluatiegevolg aan de algemeen directeur.

 

Artikel 67

Het personeelslid kan ontslagen worden wegens beroepsongeschiktheid na een ongunstige evaluatie.

 

Artikel 68

Paragraaf 1

Met uitzondering van het ontslag wegens beroepsongeschiktheid beslist de algemeen directeur over het gevolg van de evaluatie. Hij baseert zijn beslissing op het voorstel van de beoordelaars. De algemeen directeur formuleert zelf het gewenste gevolg voor de personeelsleden van wie hij beoordelaar is, en baseert zijn beslissing daarop.

Het personeelslid en zijn beoordelaars worden van die beslissing op de hoogte gebracht uiterlijk binnen een termijn van dertig kalenderdagen.

De algemeen directeur kan geen beslissing nemen over een gevolg van de evaluatie, noch een voorstel formuleren tot ontslag van het personeelslid voor het beroep tegen de evaluatie is afgehandeld en hij beslist heeft om de evaluatie al dan niet aan te passen.

 

Paragraaf 2

De algemeen directeur formuleert het gemotiveerde voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid op basis van het evaluatieverslag van de evaluatie.

Het personeelslid en zijn beoordelaars worden daarvan op de hoogte gebracht uiterlijk binnen een termijn van dertig kalenderdagen.

 

Paragraaf 3

De aanstellende overheid beslist over het ontslag wegens beroepsongeschiktheid. De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf en beslist over het ontslag uiterlijk binnen een termijn van dertig kalenderdagen volgend op de kennisgeving aan het personeelslid van het voorstel tot ontslag.

 

Afdeling 7. het beroep tegen de evaluatie

Onderafdeling 1. algemene bepalingen

Artikel 69

Het personeelslid kan beroep aantekenen tegen een ongunstige evaluatie.

 

Artikel 70

Het beroep wordt ingediend bij de algemeen directeur die het overmaakt aan de secretaris van de beroepsinstantie.

De uiterlijke termijn voor de indiening van het beroep is vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kopie van het definitieve evaluatieverslag.

Het beroep wordt schriftelijk ingediend. Het personeelslid krijgt een gedateerde ontvangstmelding van zijn beroep.

 

Onderafdeling 2. samenstelling van de beroepsinstantie

Artikel 71

Paragraaf 1

De beroepsinstantie bestaat uit drie leden. Daarnaast omvat de beroepsinstantie een secretaris-notulist die niet deelneemt aan de besprekingen en aan de eindbeoordeling over het beroep.

Ook personeelsleden van de gemeente/het OCMW kunnen deel uitmaken van de beroepsinstantie op voorwaarde dat ze een functie bekleden van een hogere rang dan het personeelslid dat beroep aantekent.

Leden van de raad en van het uitvoerend orgaan van het bestuur, de algemeen directeur en de beoordelaars van het personeelslid dat beroep aantekent, mogen geen deel uitmaken van de beroepsinstantie.

De beroepsinstantie bestaat bij voorkeur uit leden van verschillend geslacht. Aanverwanten tot in de tweede graad van de persoon die beroep aantekent, worden geweerd.

 

Paragraaf 2

De leden van de beroepsinstantie worden nominatief aangesteld door het uitvoerend orgaan van het bestuur.

De beroepsinstantie wijst in haar midden een voorzitter aan.

 

Onderafdeling 3. de werking van de beroepsinstantie

Artikel 72

De meerderheid van de leden van de beroepsinstantie moet aanwezig zijn voor de behandeling van een beroep. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de beroepsinstantie. De beroepsinstantie onderzoekt het beroep en hoort de beoordelaars en het personeelslid binnen een termijn van dertig kalenderdagen na het indienen van het beroep.

 

Artikel 73

Het personeelslid en de beoordelaars worden gelijktijdig gehoord in een tegensprekelijke hoorzitting onder leiding van de voorzitter van de beroepsinstantie. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze. Het personeelslid wordt als laatste gehoord in zijn verdediging.

Van de hoorzitting wordt ter zitting een verslag gemaakt. Het verslag geeft de standpunten van de evaluatoren en van het personeelslid weer. De secretaris, de leden van de beroepsinstantie, de beoordelaars en het personeelslid ondertekenen het verslag. Indien het personeelslid weigert te ondertekenen wordt het verslag aangetekend verzonden naar zijn domicilieadres. Het verslag maakt deel uit van het beroepsdossier.

 

Artikel 74

Paragraaf 1

De beroepsinstantie beraadslaagt over haar bevindingen en formuleert eenparig een gemotiveerd advies aan de algemeen directeur tot bevestiging of tot aanpassing van de evaluatie en het evaluatieresultaat.

Als er geen eenparig gemotiveerd advies tot stand komt, worden de verschillende standpunten weergegeven en ter stemming aan de leden van de beroepsinstantie voorgelegd. Alle leden zijn daarbij stemgerechtigd. De stemming is geheim. Het meerderheidsstandpunt bepaalt het gemotiveerd advies.

 

Paragraaf 2

Het gemotiveerd advies wordt schriftelijk aan de algemeen directeur bezorgd binnen een termijn van uiterlijk dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de hoorzitting. De algemeen directeur tekent het advies voor ontvangst.

 

Onderafdeling 4. beslissing in beroep van de algemeen directeur

Artikel 75

Binnen een termijn van vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gemotiveerd advies beslist de algemeen directeur over de bevestiging of de aanpassing van de evaluatie en van het evaluatieresultaat en deelt hij zijn gemotiveerde beslissing mee aan het personeelslid, aan de voorzitter van de beroepsinstantie en aan de beoordelaars. De kennisgeving gebeurt schriftelijk.

Bij bevestiging van de bestaande evaluatie wordt de bevestigingsbeslissing voor kennisneming door het personeelslid en door de beoordelaars ondertekend binnen een termijn van tien kalenderdagen. De beslissing maakt deel uit van het evaluatiedossier.

Bij aanpassing van de evaluatie en van het evaluatieresultaat wordt de aangepaste evaluatie voor kennisneming door het personeelslid en door de beoordelaars ondertekend binnen een termijn van tien kalenderdagen.

De aangepaste evaluatie komt in de plaats van de eerdere evaluatie die het voorwerp was van het beroep en vervangt de eerdere evaluatie in het evaluatiedossier en in het personeelsdossier.

 

Artikel 76

Als de beroepsinstantie geen advies formuleert binnen de vastgestelde termijnen, dan is het evaluatieresultaat gunstig en past de algemeen directeur de evaluatie en het evaluatieresultaat in die zin aan.

Als de algemeen directeur geen beslissing neemt over de bevestiging of aanpassing van de evaluatie en van het evaluatieresultaat binnen de vastgestelde termijnen, dan is het evaluatieresultaat gunstig.

 

Afdeling 8. specifieke bepalingen voor de evaluatie van de algemeen directeur en de financieel directeur

Onderafdeling 1. de evaluatie tijdens de proeftijd

Artikel 77

Met toepassing van artikel 194 DLB, worden de algemeen directeur en de financieel directeur op proef geëvalueerd door een evaluatiecomité, bestaande uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad.

De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden.

De regels voor de opmaak van het voorbereidend rapport van de externe deskundigen die van toepassing zijn op de evaluatie tijdens de loopbaan, zijn ook van toepassing op de evaluatie van de proeftijd.

Het evaluatiecomité stemt over het evaluatieresultaat gunstig of ongunstig. Bij staking van stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.

 

Artikel 78

De algemeen directeur en de financieel directeur krijgen tussentijds terugkoppeling over hun manier van functioneren.

 

Artikel 79

Als de proeftijd van de algemeen directeur en van de financieel directeur voor de helft verstreken is, wordt een tussentijds evaluatiegesprek gevoerd:

1.tussen de algemeen directeur en het college van burgemeester en schepenen;

2.tussen de financieel directeur en het college van burgemeester en schepenen en de algemeen directeur.

In het tussentijdse evaluatiegesprek wordt een stand van zaken opgemaakt over de mate waarin de inwerking van de functiehouder in zijn functie vordert en hij voldoet aan de functievereisten. Zo nodig worden schriftelijk bijsturingen afgesproken. Het tussentijdse evaluatiegesprek heeft de waarde van een formeel communicatiemoment en komt niet in de plaats van de eindevaluatie van de proeftijd.

 

Artikel 80

Tijdens de laatste maand van de proeftijd vindt de eindevaluatie van de proeftijd plaats door het evaluatiecomité vermeld in artikel 77.

De deskundigen leveren het evaluatierapport over de proeftijd, vermeld in artikel 77, in bij het evaluatiecomité dat de eindevaluatie uitspreekt de laatste maand van de proeftijd.

 

Artikel 81

Het resultaat van de eindevaluatie van de proeftijd is gunstig of ongunstig.

De algemeen directeur en de financieel directeur op proef die na het verstrijken van de proeftijd op grond van het ongunstige eindresultaat van de eindevaluatie niet in aanmerking komen voor de vaste aanstelling in statutair verband worden door de raad ontslagen.

Het ontslag wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 148.

De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf.

 

Artikel 81 bis

Het evaluatiecomité kan een verlenging van de proeftijd voorstellen, als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen. De proeftijd wordt verlengd met zes maanden.

In voorkomend geval beslist de raad over de verlenging van de proeftijd.

De algemeen directeur en de financieel directeur op proef worden na afloop van de verlengde proeftijd opnieuw geëvalueerd volgens dezelfde procedure. Als hij op grond van het ongunstige resultaat van die evaluatie niet in aanmerking komt voor de vaste aanstelling in statutair verband, wordt hij door de raad ontslagen. Het ontslag wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 148.

De aanstellende overheid hoort het personeelslid vooraf.

 

Artikel 82

Na afloop van de proeftijd behouden de algemeen directeur en de financieel directeur op proef hun hoedanigheid van op proef aangesteld personeelslid, tot de raad beslist over de vaste aanstelling in statutair verband of het ontslag.

De raad neemt zijn beslissing tot ontslag uiterlijk binnen drie maanden na de eindevaluatie van het evaluatiecomité. Indien de raad niet binnen deze termijn een beslissing tot ontslag heeft genomen, wordt de evaluatie geacht alsnog gunstig te zijn.

 

Het ontslag wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 148.

 

Onderafdeling 2. Functionering en evaluatie tijdens de loopbaan

Artikel 83

De algemeen directeur en de financieel directeur worden opgevolgd en krijgen feedback over hun manier van functioneren.

Terzake gelden de bepalingen van artikel 55 en 56 integraal, met dien verstande dat

          het college van burgemeester en schepenen, meer bepaald maximum 1 lid per fractie, optreedt als rechtstreekse leidinggevende;

          de aanwezigheid van een extern bureau verplicht is bij elk formeel gesprek, tenzij de functiehouder hiervan wenst af te wijken.

 

Artikel 84

Indien het functioneren van de functiehouder aanleiding geeft tot breekpunten, kan het college een evaluatietraject opstarten.

Een evaluatie kan maar plaatsvinden minstens drie maanden na het laatste formeel feedbackgesprek waaruit breekpunten naar voor gekomen zijn.

De evaluatie heeft betrekking op de periode die volgt op de vorige evaluatie of op het voorbije jaar indien er in die periode geen evaluatie plaatsvond.

 

Artikel 85

Paragraaf 1

De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria.

De evaluatiecriteria worden vastgesteld volgens de bepalingen van het BVR. De evaluatiecriteria sluiten aan bij de functiebeschrijvingen en bij de doelstellingen van het bestuur.

 

Paragraaf 2

De wijze van evalueren en de instrumenten, die zullen worden gehanteerd om tot het voorbereidend rapport, bedoeld in artikel 87, te komen, worden vastgelegd voor :

1° de algemeen directeur: na overleg van de functiehouder met het college van burgemeester en schepenen en de externe deskundigen, bedoeld in artikel 87;

2° de financieel directeur: na overleg van de functiehouder met de algemeen directeur en het college van burgemeester en schepenen en de externe deskundigen, bedoeld in artikel 87.

 

Artikel 86

De onafhankelijkheid waarmee de financieel directeur de taken vermeld in artikel 177 DLB vervuld, mag niet het voorwerp zijn van evaluatie. De mate waarin hij zich inzet voor de uitvoering van die taken is wel een aandachtspunt in de evaluatie.

 

Artikel 87

De algemeen directeur en de financieel directeur worden in voorkomend geval geëvalueerd door een evaluatiecomité, bestaande uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de raad.

De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de raad betrokken worden.

Het evaluatiecomité stemt over het evaluatieresultaat gunstig of ongunstig. Bij staking van de stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.

 

Artikel 88

Het voorbereidend rapport van de externe deskundigen, bedoeld in artikel 87 bevat per evaluatiecriterium de relevante informatie. Die informatie kan ingewonnen worden aan de hand van verschillende instrumenten, waaronder een vragenlijst en een evaluatiegesprek, af te spreken in overleg, bedoeld in artikel 85 §2.

 

Onderafdeling 3. de evaluatieresultaten en de gevolgen van de evaluatie

Artikel 89

Paragraaf 1

Het evaluatieresultaat is gunstig of ongunstig.

 

Paragraaf 2

De algemeen directeur en de financieel directeur kunnen worden ontslagen wegens beroepsongeschiktheid na een ongunstige evaluatie.

De raad beslist over het ontslag wegens beroepsongeschiktheid en hoort de betrokkene vooraf.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

4.   AANVULLEND REGLEMENT OP HET WEGVERKEER BETREFFENDE DE INVOER VAN EEN TONNAGEBEPERKING +3,5T MET UITZONDERING VAN PLAATSELIJKE BEDIENING EN LANDBOUWVERKEER IN DE ZONE N9 - BROEKELKEN - CELIEPLAS - KLEINE MOERWEGE - STRIEPE - MOERWEGE

 

Juridische gronden

          Gelet op de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988

Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017

Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik op de openbare weg en latere wijzigingen
Hierin worden de verkeersregels bepaald en de betekenis van verkeersborden- en markering.

          Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976
Hierin worden de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens bepaald.

          Het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens

          Decreet van 16 mei 2008 betreffende aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en de bekostiging van de verkeerstekens

          Omzendbrief MOB/2009/01 van 3 april 2009 betreffende het toezicht op aanvullende reglementen op het wegverkeer;

          Politiereglement houdende de invoer van een tonnagebeperking in de Waleweg van 31 maart 2010

 

Feiten

          In 2015 werd naar aanleiding van de werken aan de ondertunneling van de expressweg E34 een tonnagebeperking (+3,5T) met uitzondering van plaatselijke bediening ingevoerd langsheen de volgende straten:

          Broekelken;

          Kleine Moerwege;

          Waleweg;

          Celieplas: deel tussen het kruispunt Waleweg - Broekelken en het kruispunt Celieplas - Warmestraat;

          Canadezenlaan;

          Moerwege;

          Striepe;

          Dappersbroekelken;

          Deisterweg;

          Lenen;

          Walland;

          Duinen;

          Bilken.

          Gezien deze werken in 2018 werden afgerond en het reglement enkel van kracht was tijdens deze werken, diende al de signalisatie betreffende de tonnagebeperking te worden weggenomen.

          De dienst mobiliteit ontving van verschillende bewoners de melding dat er zich veel zwaar verkeer begeeft in de bovengenoemde straten. De melders zijn vragende partij om de overlast van het zwaar vervoer in deze zone te beperken (zie plan in de bijlage). De vraag wordt gesteld of er opnieuw een tonnagebeperking kan worden ingevoerd zoals tijdens de duur van de werken aan de ondertunneling van de expressweg E34.

 

Argumentatie

          Gedurende 7 dagen (van 16 oktober 2018 tot en met 23 oktober 2018) werden er snelheids- en frequentiemetingen uitgevoerd in de Canadezenlaan, deel tussen de N9 en de spoorwegovergang. Deze metingen tonen volgende gegevens aan:

          Verkeersintensiteit

          Komende van de N9 richting het spoor: 3912 auto's, 488 bestelwagens en 185 vrachtwagens. (Aandeel vrachtwagens 5,97%)

          Komende van het spoor richting de N9: 3416 auto's, 682 bestelwagens en 308 vrachtwagens. (Aandeel vrachtwagens 3,50%)

          Gedurende 7 dagen (van 2 mei 2019 tot en met 9 mei 2019) werden er snelheids- en frequentiemetingen uitgevoerd in Broekelken, deel tussen de Waeweg en de Canadezenlaan. Deze metingen tonen volgende gegevens aan:

          Verkeersintentisteit

          Komende van de Waleweg richting de Canadezenlaan: 1889 auto's, 471 bestelwagens, 75 vrachtwagens. (Aandeel vrachtwagens 6,13%)

          Komende van de Canadezenlaan richting de Waleweg: 1797 auto's, 279 bestelwagens, 55 vrachtwagens. (Aandeel vrachtwagens 6,23%)

          Momenteel wordt de toegang in de Waleweg, deel tussen de N9 en Broekelken, verboden voor voertuigen +5,5T (bestuurders van voertuigen gebruikt voor het vervoer van zaken, waarvan de massa in beladen toestand hoger is dan 5,5T) (zie foto en reglement in de bijlage). Gezien de Waleweg binnen de zone ligt en dus in het nieuwe aanvullende reglement zou worden opgenomen, dient het bestaande reglement houdende de invoer van een tonnagebeperking in de Waleweg van 31 maart 2010 te worden opgeheven.

 

 

Adviezen

          Advies politie: Gunstig

          Advies mobiliteit: Gunstig

Tussenkomsten

             door raadslid Anneke Gobeyn (CD&V)

             door raadslid Timothy De Groote (Vlaams Belang)

             door raadslid Annelies Lammertyn (CD&V)

             Burgemeester Bart Van Hulle en schepen Jason Van Landschoot (Open Vld) beantwoorden de vragen.

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad keurt het reglement houdende de invoer van een tonnagebeperking +3,5T met uitzondering van plaatselijk bediening en landbouwverkeer in de zone N9 - Broekelken - Celieplas - Kleine Moerwege - Striepe - Moerwege goed.

 

Artikel 2:

Het verkeer voor voertuigen, gebruikt voor het vervoer van zaken waarvan de massa in beladen toestand hoger is dan 3,5 ton met uitzondering van plaatselijke bediening en landbouwverkeer is verboden langs de volgende wegen:

          Broekelken;

          Kleine Moerwege;

          Waleweg;

          Celieplas: deel tussen het kruispunt Waleweg - Broekelken en het kruispunt Celieplas - Warmestraat

          Canadezenlaan;

          Moerwege;

          Striepe;

          Dappersbroekelken;

          Deisterweg;

          Lenen;

          Walland;

          Duinen;

          Bilken.

 

Deze maatregel zal ter kennis worden gebracht aan de invalswegen van de bovenvermelde zone door middel van het verkeersbord C21 (+3,5T) voorzien in art. 68.3 van het KB van 1.12.1975 houdende Algemeen Reglement op de Politie van het Wegverkeer en onderbord 'uitgezonderd plaatselijk verkeer en landbouwverkeer'.

 

Artikel 3:

Het politiereglement houdende de invoer van een tonnagebeperking in de Waleweg van 31 maart 2010 wordt hierbij opgeheven.

 

Artikel 4:

Dit reglement zal ter kennisgeving overgemaakt worden aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van het Vlaamse Huis voor de Verkeersveiligheid.

 

Artikel 5:

Afschrift van deze beslissing zal bij toepassing van art. 119 bis van de nieuwe gemeentewet binnen de gestelde termijnen toegestuurd worden aan de bestendige deputatie van de provincieraad, de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en de griffie van de politierechtbank.

 

Tevens wordt een afschrift van dit besluit gezonden aan:

          De heer Procureur des Konings

          De Zonechef van de Lokale Politie

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

5.   INTERCOMMUNALES - IMEWO - ALGEMENE VERGADERING - GOEDKEURING AGENDA EN AGENDAPUNTEN

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

            Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

Artikel 41 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat volgende bevoegdheden niet aan het college van burgemeester en schepenen kunnen worden toevertrouwd:

22°de aan de gemeenteraad toegewezen bevoegdheden, vermeld in deel 3, titel 3 houdende de intergemeentelijke samenwerking

            Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, in het bijzonder art. 396 t.e.m. 464 betreffende de samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid.

            Artikel 432, alinea 3 van het decreet lokaal bestuur, waarbij bepaald wordt dat de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger dient te worden herhaald voor elke algemene vergadering.

 

Feiten

            De gemeente Maldegem werd per aangetekend schrijven van 11 september 2019 opgeroepen om deel te nemen aan de buitengewone algemene vergadering van Imewo die op 11 december 2019 plaats heeft in het AuditoRium4, Sint-Denijslaan 4 te 9000 Gent;

            De dagorde is als volgt samengesteld:

1.Statutenwijziging 

a.  Goedkeuring van de statutenwijzigingen

b.  Verlenen van machtiging om de beslissing genomen in dit agendapunt bij authentieke akte te doen vaststellen en de statuten dienovereenkomstig aan te passen. 

2.Bespreking in het kader van artikel 432 van het decreet lokaal bestuur van de te ontwikkelen activiteiten en de te volgen strategie voor het boekjaar 2020 alsook van de door de raad van bestuur opgestelde begroting 2020.

3.Code goed bestuur.

4.Statutaire benoemingen.

5.Desgevallend aanvaarding uitbreiding activiteiten / toetreding gemeenten voor (neven)activiteiten.

6.Statutaire mededelingen.

            Aanduiding vertegenwoordiging voor deze vergadering : in de gemeenteraad van 27 februari 2019 werden de Hr. Jason Van Landschoot en de Hr. Danny Vannevel resp. aangeduid als vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger om deel te nemen aan de algemene vergaderingen van Imewo tot het einde van de legislatuur.

 

Argumentatie

             De gemeente Maldegem is voor één of meerdere activiteiten aangesloten bij de opdrachthoudende vereniging Imewo.

            De gemeente Maldegem ontving een dossier met documentatiestukken per brief van 11 september 2019.

            De voorgestelde statutenwijzigingen vinden hun oorsprong in meerdere domeinen:

-  Creatie Aov-aandelen en aanverwante bepalingen

-  Aanbrengen van statutaire verfijningen inzake de overname van het personeel en de daarmee verband houdende kosten vermits er niet alleen contractuele maar ook statutaire werknemers worden ingezet

-  Overige statutaire bepalingen: update, aanvulling.

             De gemeenteraad is bevoegd voor de goedkeuring van de dagorde en het bepalen van het mandaat van de vertegenwoordigers.

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad keurt de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering van de opdrachthoudende vereniging Imewo d.d. 11 december 2019 goed.

1.Statutenwijziging 

a.  Goedkeuring van de statutenwijzigingen

b.  Verlenen van machtiging om de beslissing genomen in dit agendapunt bij authentieke akte te doen vaststellen en de statuten dienovereenkomstig aan te passen. 

2.Bespreking in het kader van artikel 432 van het decreet lokaal bestuur van de te ontwikkelen activiteiten en de te volgen strategie voor het boekjaar 2020 alsook van de door de raad van bestuur opgestelde begroting 2020.

3.Code goed bestuur.

4.Statutaire benoemingen.

5.Desgevallend aanvaarding uitbreiding activiteiten / toetreding gemeenten voor (neven)activiteiten.

6.Statutaire mededelingen.

 

Artikel 2

De gemeenteraad keurt de voorgestelde statutenwijzigingen van de opdracht-houdende vereniging Imewo goed.

 

Artikel 3

De vertegenwoordiger van de gemeente die zal deelnemen aan de Buitengewone Algemene Vergadering van de opdrachthoudende vereniging Imewo op 11 december 2019 (of iedere andere datum waarop deze uitgesteld of verdaagd zou worden), wordt opgedragen zijn stemgedrag af te stemmen op de beslissingen genomen in de gemeenteraad van heden inzake artikels 1 & 2 van deze beslissing;

 

Artikel 4

Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van deze beslissingen en geeft hiervan kennis aan de opdrachthoudende vereniging Imewo, ter attentie van het secretariaat (in pdf-versie), uitsluitend op het e mailadres vennootschapssecretariaat@fluvius.be .

 

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

6.   VASTLEGGING VERKOOPPRIJS BOEK MET ALS WERKTITEL 'GESCHIEDENIS VAN MALDEGEM - DEEL 1'

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

            Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

Artikel 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vaststelt.

Artikel 41 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat volgende bevoegdheden niet aan het college van burgemeester en schepenen kunnen worden toevertrouwd:

het vaststellen van gemeentelijke reglementen en het bepalen van straffen en administratieve sancties op de overtreding van die reglementen

14°het vaststellen van gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan

 

Feiten

            In 2008 vatte het toenmalige gemeentebestuur van Maldegem het ambitieuze plan op om in samenwerking met een groep lokale heemkundevrijwilligers de integrale geschiedenis van Maldegem te boek te stellen.

            De publicatie werd opgevat als een boek in 2 delen:

deel één omvat de geschiedenis gedurende de periode van de prehistorie tot aan de Franse Revolutie,

deel twee omvat de periode na de Franse Revolutie tot en met de fusie in 1976.

Deze werkwijze laat toe om inhoudelijk een goed beeld van de verschillende periodes te schetsen. Het opzet hierbij is om op basis van nieuw archiefonderzoek nieuwe feiten en materiaal in het boek te kunnen opnemen en zo voor een ruim publiek op een toegankelijke manier neer te pennen en te ontsluiten (want er is op geschiedkundig vlak - weliswaar versnipperd - al veel verschenen over Maldegem, vandaar).

            Ondertussen is de tekstredactie van deel 1 zo goed als klaar en wordt alles in het werk gesteld om de vooropgestelde timing om dit jaar over te gaan tot de publicatie, te volgen.

            De uitgave van deel 2 van de geschiedenis van Maldegem is voorzien voor 2022.

 

Argumentatie

             Het boek met als werktitel ‘Geschiedenis van Maldegem – deel 1’ (hardcover, formaat: 29,5 x 19,5 cm) zal ongeveer 450 bladzijden tellen en wordt gedrukt op 1.000 exemplaren.

             De definitieve titel wordt eind oktober/begin november vastgelegd.

             Voorstel verkoopprijs boek:

             35 euro voorintekenprijs

> de voorintekenperiode loopt van vanaf de start van de promotie tot twee weken voor de boekvoorstelling, er wordt niet gewerkt met een voorintekenlijst in het boek

             40 euro reguliere prijs

             Verkooppunt(en) boek: UiTloket en bibliotheek

Tussenkomsten

             door raadslid Dino Lateste (Groen)

             door raadslid Timothy De Groote (Vlaams Belang)

             door raadslid Koenraad De Ceuninck (CD&V)

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad beslist de verkoopprijs van het boek met als werktitel ‘Geschiedenis van Maldegem – deel 1’ vast te leggen op:

          35 euro voorintekenprijs (de voorintekenperiode loopt vanaf de start van de promotie tot twee weken voor de boekvoorstelling

          40 euro reguliere prijs

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

7.   RUIMTELIJKE ORDENING - RUP HOF TER EDE - VOORLOPIGE VASTSTELLING ONTWERP

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

            Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

            De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dd. 15 mei 2009, zoals gewijzigd (in het bijzonder art. 2.2.1 tot en met 2.2.25).

            Het Besluit van de Vlaamse Regering betr. het geïntegreerde planningsporces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectenrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen dd. 17 februari 2017

            Het gemeentelijke ruimtelijk structuurplan voor Maldegem, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen op 29 maart 2007.

            Het Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen dd. 17 december 2018 betreffende de Scopingnnota van het RUP Hof ter Ede

            Het Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen dd. 16 april 2019 betreffende het voorontwerp van het RUP Hof ter Ede.

            Het Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen dd. 9 juli 2019 betreffende de kennisname van het verslag van het infomoment omtrent RUP Hof ter Ede

 

Feiten

            Momenteel is de procedure lopende voor de opmaak van het RUP 'Hof ter Ede'.

            Een startnota met de beschrijving en de verduidelijking van de doelstellingen van het RUP, met een afbakening van de gebieden waarop het RUP betrekking heeft; een beschrijving van voor- & nadelen van het mogelijke RUP, de relatie met het ruimtelijk structuurplan, de mogelijke effecten ervan,... werd opgesteld.

            Vervolgens werd van 14 mei 2018 tot 15 juli 2018 het 1ste participatiemoment waarin het publiek geraadpleegd wordt georganiseerd en gebeurde een adviesvraag over de startnota aan de verschillende adviesinstanties.

            De volgende stap was de opmaak van de scopingnota. Hierbij werden de adviezen en inspraakreacties na het 1ste participatiemoment verwerkt. De scopingnota werd, samen met een geactualiseerde procesnota, gepubliceerd in het digitaal platform stedenbouwkundige informatie.

            Daarna werd het voorontwerp van het RUP vastgesteld door het college.

            Dit voorontwerp omvat een verordenend deel , nl. het voorontwerp stedenbouwkundige voorschriften en een niet-verordenend deel, m.n. het voorontwerp van toelichtingsnota.

            Verder omvat het voorontwerp een ortho-foto (luchtfoto in verticaal perspectief) van het plangebied, het ontwerp van de bestaande en juridische toestand (plan met contour van het RUP en van het BPA nr5. Hof ter Ede) en een voorontwerp van grafisch plan, waarin de verschillende zones binnen de contour van het RUP ingekleurd zijn.

            Na de vaststelling van dit voorontwerp door het college werd op 19 juni 2019 een plenaire vergadering georganiseerd waarbij de verschillende adviesinstaties bevraagd werden over het voorontwerp.

            Vervolgens werd nagegaan of een milieu effecten rapport (plan-MER) moet opgesteld worden. (Bij het Vlaamse dept. Omgeving, afd. gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en -projecten, dienst milieueffectenrapportage); Daarna kan dan de gemeenteraad overgaan tot het vaststellen van het ontwerp van RUP.

 

Argumentatie

             Het plangebied van het RUP Hof ter Ede is gelegen in het centrum van Maldegem. Het gebied was quasi volledig opgenomen in het BPA nr. 5 'Hof ter Ede', goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van 8 juli 2008.

             Het plangebied kende de laatste jaren echter een grote dynamiek waarbij verschillende woonprojecten gerealiseerd werden en worden. Bovendien wordt een verdere belangrijke ontwikkeling in het gebied verwacht door de toekomstige realisatie van het scholenbouwproject van het Instituut Zusters Maricolen.

             Gezien de visie opgenomen in het BPA gedateerd is en niet meer aangepast is aan een hedendaagse ruimtelijke en planologische visie is het opstellen van dit nieuwe ruimtelijke uitvoeringsplan noodzakelijk.

             In overeenstemming met art. 2.1.19 van de Codex RuimtelijkeOrdening kan de gemeente gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opmaken en herzien ter uitvoering van het gemeentelijke ruimtelijke structuurplan.

             Het gemeentelijke ruimtelijk structuurplan voor Maldegem werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen op 29 maart 2007. Het RUP 4 'Hof ter Ede' is als project niet opgenomen binnen de bindende bepalingen van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan, maar kadert wel binnen de bindende en richtinggevende bepalingen. Het betreffende plangebied werd nl. aangegeven binnen het GRS als mogelijk ontwikkelingszone voor kernversterking.

             De realisatie van het RUP Hof ter Ede wordt gedocumenteerd in een procesnota waarin de verschillende processtappen in het kader van de totstandkoming van het RUP opgenomen zijn. Dit document omvat ook de verschillende adviezen die omtrent het RUP uitgebracht zijn ter gelegenheid van de eerste adviesaanvraag aan de verschillende adviserende instanties, van de eerste publieke raadpleging en ter gelegenheid van de plenaire vergadering dd. 19 juni 2019.

             Alle tot nu toe genomen processtappen in het kader van de totstandkoming van dit RUP werden gepubliceerd in het Digitaal Loket Stedenbouwkundige Informatie.

             Het voorontwerp van RUP werd voorgelegd aan de Gecoro op 12 juni 2019. Op de plenaire vergadering van 19 juni 2019 werden geen ongunstige adviezen ontvangen.

             Op 12 augustus 2019 werd aan het Departement Omgeving, Afd. Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplannen en -projecten, Team Mer gevraagd of een milieu effecten rapport (plan-MER), moet opgesteld worden voor het voorgenomen RUP Hof ter Ede. Op 17 september 2019 werd de beslissing van het Departement Omgeving tot ontheffing van de plan-Mer plicht ontvangen.

             Het voorontwerp van het grafisch plan omvat de indeling van het RUP in verschillende zones die elk aan afzonderlijke stedenbouwkundige voorschriften onderworpen zijn. Deze verschillende zones zijn :

- de zone voor eengezinswoningen, ten noorden van de Ede

- de zone voor meergezinswoningen ten noorden van de Ede

- de projectzone voor woningbouw ten zuiden van de Ede

- de zone voor gemeenschapsvoorzieningen ten zuiden van de Ede (incl. zone voor nabestemming voor centrumfuncties).

- de zone voor centrumfuncties langsheen de Nieuwstraat

- de zone voor beekbegeleidned groen langsheen de Ede.

            Het voorontwerp van toelichtingsnota sluit nauw aan bij en bouwt verder op de startnota en scopingsnota. Naast de omschrijving van het plangebied, het juridisch kader, de visie en de effectenbeoordeling wordt verder toelichting gegeven bij de verschillende zones die opgenomen zijn in het grafisch plan, worden op te heffen voorschriften (gewestplan, B.P.A nr. 5 Hof ter Ede), wordt een ruimtebalans  (welke bestemmingscategorie neemt welk deel van de oppervlakte van het RUP in ? ) opgenomen en wordt een register van potentiële planbaten en planschade opgenomen

            Het voorontwerp van stedenbouwkundige voorschriften geeft voor alle verschillende zones van het RUP de specifieke bestemmingsvoorschriften en de inrichtingsvoorschriften weer.

            Deze worden telkens ingedeeld in een verordenend deel met concrete stedenbouwkundige voorschriften en in een richtinggevend deel met een toelichting.

            Voor elk van de zones worden bestemmingsvoorschriften en inrichtingsvoorschriften gegeven.

            De bestemmingsvoorschirften omvatten telkens de hoofdbestemming van de betrokken zone met een eventuele nevenbestemming.

            De inrichtingsvoorschriften omvatten de algemene bouwvoorschriften, inplantingsvoorschriften, maximale terreinbezetting en verhardingsgraad, toegestane bouwhoogtes en dakvormen, de mogelijkheid tot het oprichten van bijgebouwen en carports, de voorschriften mbt erfscheidingen, parkeren, .....

            Voor elke onderscheiden zone worden deze aangepast aan de behoeften voor de zone waarbij maximaal gestreefd wordt naar een ruimtelijke verantwoord gebruik van de beschikbare ruimte.

            HIerbij wordt voor elke zone een goede leefbaarheid en goed nabuurschap nagestreefd, waarbij een optimale bezonning en privacy van het eigen perceel en de aanpalende percelen nagestreefd en waarbij , terwijl de bestemming van de zone ook ingevuld kan worden.

            Bij de inrichting van elke zone moet dan ook rekening gehouden worden met het optimaal functioneren van de zone volgens haar bestemming, waarbij de nodige aandacht gegeven wordt aan een zuinig en duurzaam ruimtegebruik,

            De volgende stap in de realisatie van RUP is de voorlopige vaststelling van het ontwerp-RUP door de gemeenteraad. Na deze voorlopige vaststelling zal een nieuw openbaar onderzoek moeten gevoerd worden.

Tussenkomsten

             Raadslid Stefaan Standaert (Groen) vraagt om zijn tussenkomst als volgt te notuleren:
Het BPA en RUP Hof ter Ede werd door Groen Maldegem steeds ter harte genomen.  Meer nog, Groen heeft hier tijdens de vorige legislatuur heel zwaar op gewogen om er een kwaliteitsvol woon- en schoolproject van te maken, midden in Maldegem-Centrum. Het raadslid verwijst hiervoor naar de initiële plannen en naar hetgeen nu reeds gerealiseerd is.
Het raadslid stelt dat Groen dit ontwerp van RUP zal goedkeuren, maar hij wil met zijn tussenkomst een aantal nuances brengen.
Positief is dat het schoolbestuur van de Maricolen zich schaart achter het Maldegemse Masterplan, opgemaakt tijdens de vorige legislatuur. Een pluim voor de school, die resoluut voor een school voor de toekomst kiest. Wat betreft de schoolzone,  gaat Groen niet akkoord met de cijfers in het verordenend deel voor deze zone: kwalitatief is dit ok, maar de normen vragen slechts een minimum van 15% vereiste groenaanleg  en 50% van de oppervlakte mag bebouwd worden (speelplaatsen niet inbegrepen).   Dit strookt helemaal niet met de huidige schoolplannen en zou in de toekomst toch te veel bebouwing in de zone kunnen toelaten.  Wij vinden dit geen normen voor de toekomst en zullen bewaken dat de visie van school volhardend blijft.
Positief is dat de school aan de Brielstraat gaat voor de verruiming van hun parking (van 70 naar 130 plaatsen) en dat deze ook semipubliek zou worden. Groen gaat dus volledig akkoord met deze ontsluiting omdat wij deze parking een troef vinden voor de mobiliteit en het parkeren in Maldegem-Centrum. Het raadslid vraagt dat het bestuur zicht voluit inzet op de ontwikkeling van deze centrumparking , vlakbij de dorpskern, en de zachte wegen ernaar toe om zo een autoluwere kern te creëren.
Positief is dat er nieuwe fietsassen komen in het Centrum. Groen dringt er bij het bestuur op aan dat het fietspad langsheen de Ede snel afgewerkt wordt, en dat de huidige werf opgekuist wordt.
Positief in de zone voor projectwoningbouw is de kwalitatieve omschrijving waaraan de nieuwe wijken moeten voldoen. Het Brielpark toont dat aan: 2 en 3 bouwenlagen vormen een leefbaar geheeld . Opnieuw beantwoorden de normen in de huidige verordening hier niet aan: vier bouwlagen is te hoog.
Opvallend is dat er in de zone voor levensloopbestendige woningen geen maximum opgelegd is aan het aantal ondergrondse parkeerplaatsen.  Er wordt wel een parkeernorm opgelegd, positief is dat deze opgetrokken wordt naar 1,3 en dat er een marge behouden wordt voor een eventueel beperkte publieke parking.  Groen zal zich steeds verzetten tegen een grote ondergrondse parking pal in het centrum. Het raadslid vindt ook dat vijf bouwlagen voor deze zone te hoog is.
Tot slot vraagt Groen Maldegem aan het bestuur om werk te maken van:

- de concretisering van de publiek-private samenwerking in het gebied

- van de aansluiting van de “building-parking” op de ontsluiting naar de Westeindestraat

- de zone rond Huis Wallyn (die uit het RUP gehouden werd) en de parkzone erachter -  is bebouwbaar tot 50 meter  vanaf de Marktstraat -  te vrijwaren van appartementsbouw en bebouwing in het gedeelte langsheen de Edestraat.

             tussenkomsten door raadsleden Leandra Decuyper (CD&V) en Valerie Taeldeman (CD&V)

             antwoorden door schepen Nicole Maenhout (N-VA), Voorzitter Marleen Van den Bussche (De Merlaan) en Algemeen directeur Tijs Van Vynckt

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad stelt het ontwerp van het gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 'Hof ter Ede' voorlopig vast.

Het ontwerp van het gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 'Hof ter Ede' omvat het ontwerp van de toelichtingsnota, het ontwerp van de stedenbouwkundige voorschriften, het ontwerp van het plan met de bestaande en juridische toestand, het ontwerp grafisch register plancompensatie en het ontwerp grafisch plan en orthofoto.

 

Artikel 2:

Het ontwerp van het RUP Hof ter Ede wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek overeenkomstig de bepalingen van art. 2.2.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Artikel 3:

Een exemplaar van het ontwerp van gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Hof ter Ede wordt opgeladen in het DSI-platform voor digitale uitwisseling en ter beschikking gesteld van de deputatie, het departement Omgeving en de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van art. 2.2.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

8.   REGLEMENT OP DE BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

            Het decreet van 28 oktober 2016 houdende wijziging van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging.

            Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

Artikel 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vaststelt.

Artikel 41 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat volgende bevoegdheden niet aan het college van burgemeester en schepenen kunnen worden toevertrouwd:

het vaststellen van gemeentelijke reglementen en het bepalen van straffen en administratieve sancties op de overtreding van die reglementen

het goedkeuren van beheers- en samenwerkingsovereenkomsten

 

Feiten

          Mede door de gewijzigde wetgeving en het gewijzigd groenbeheer op de begraafplaatsen waarbij het gemeentebestuur streeft naar parkbegraafplaatsen, is een vernieuwing van het huidige reglement aangewezen.

          De belangrijkste wijzigingen betreffen:

          Afbouw van kelders: uitdovend karakter, enkel in Maldegem centrum worden nog nieuwe kelders geplaatst.

          Registratie van aangifte via webformulier en minimumtermijn voor aangifte 2 werkdagen voor begrafenis.

          Expliciete vermelding dat geen ruimte mag worden ingenomen buiten de concessies:

          Geen bloembakken voor de zerk

          Geen beplantingen voor of achter de zerk

          Bloemstukken op strooiweide moeten binnen de maand worden verwijderd

          Concessies worden bij aanvang vastgelegd voor het aantal personen. Manier van begraven (kist of crematie) mag niet worden vastgelegd door hogere wetgeving.

          De  duur van de concessies wordt gelijkgesteld op 25 jaar, een verlenging is mogelijk voor 15 of 25 jaar. De eeuwigdurende concessies worden vervangen door een concessie van 50 jaar, die kan worden hernieuwd voor 50 jaar.

          Er wordt een sterretjesweide voorzien in Adegem en Maldegem met beperkte ruimte voor een herinnering. (geen zerken)

          Urnenkelders zijn slechts geschikt voor 3 standaard urnen, bij sierurnen dient men rekening te houden dat het aantal kan beperkt worden wegens plaatsgebrek.

          Aanwezigheid bij het verloop van de eigenlijke begrafenis moet minimum 2 dagen voor de begraving worden aangevraagd.

          We spreken niet meer van afstand van een concessie maar beëindiging

          Voorafgaandelijk (urnen) kelders aankopen (bij leven) kan niet meer, men kan pas aankopen bij eerste begraving.

 

Argumentatie

             De gewijzigde wetgeving en gebruiken noodzaken de invoering van een nieuw reglement.

Tussenkomsten

             door raadslid Annelies Lammertyn (CD&V)

             door raadslid Boudewijn De Schepper (CD&V)

             Schepen Rudi De Smet (N-VA), schepen Marleen Van den Bussche (De Merlaan) en algemeen directeur Tijs Van Vynckt beantwoorden de vragen.

 

Besluit

 

18 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

7 stemmen tegen: Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger en Leandra Decuyper

 

 

Artikel 1

De gemeenteraad stelt het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen en de lijkbezorging als volgt vast:

 

HOOFDSTUK I: BEGRIPSOMSCHRIJVING.

 

Begrafenis:

De lijkbezorging op de begraafplaats

 

Begraving:

Het begraven van stoffelijke overschotten, asurnen, verstrooien van as op de strooiweide

 

Bijzetting of bijbegraving:

Het begraven van een tweede of volgende lijk in een grafkelder, het plaatsen van een tweede of volgende asurn in een columbariumnis, een urnenzandgraf of een urnenkelder of het plaatsen van een asurn in een grafkelder of zandgraf.

 

Concessie:

Een concessie is een aangekochte rustplaats op het kerkhof. Dit kan gaan over een grondconcessie, columbariumconcessie of eventueel een urneveldconcessie.

Een concessie kan niet meer voor “eeuwig” worden aangegaan. Het kan enkel nog tot maximum 50 jaar verleend worden. Beginnend vanaf minimum 15 jaar.

 

Eeuwigdurende concessie:

Is een concessie voor onbeperkte duur die door de wetgeving van 20/07/1971 is omgezet in een concessie met een termijn van 50j, gratis hernieuwbaar met 50 jaar.

 

Ruimen van grafzerken:

Het wegnemen van zerken en gedenktekens

 

Ontgraven of ontknekelen:

Een stoffelijk overschot weghalen uit een graf met de bedoeling het te herbegraven, te cremeren of in het geval van een asurne, te verstrooien

 

Hernieuwen van een concessie:

Dit kan als de concessie nog niet verstreken is (bij een overlijden)

 

Verlengen van een concessie:

Dit kan bij het einde van de concessie (zonder overlijden)

 

Ossuarium of knekelput:

Een verzamelgraf op het kerkhof waarin alle stoffelijke resten van overledenen samen worden begraven na ontgraving uit de graven waarvan de concessies zijn verstreken.

 

Voortijdige beëindiging:

Bij een laatste bijbegraving vóór de effectieve vervaldatum van de concessie en de concessie looptijd bedraagt meer dan 10 jaar, kan gekozen worden voor afstand lees: voortijdige beëindiging van de consessie

 

Peterschap:

Organisaties, personen of groepen kunnen het peterschap verwerven over een grafmonument. Ze verbinden zich ertoe het grafmonument te restaureren en te onderhouden. De gemeente Maldegem blijft eigenaar van het monument en het is niet mogelijk om er stoffelijke overschotten in te begraven.

 

Sterretjesweide:

Plaats bestemd voor het herdenken en/of begraven van levenloos geboren kinderen ongeacht de duur van de zwangerschap.

 

Strooiweide:

Het perceel op de begraafplaatsen dat gebruikt wordt voor de uitstrooiing van de as.

 

Urnenkelder:

Een betonnen graf, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon een concessie is verleend tot het doen begraven van asurnen.

 

Urnennis of columbariumnis:

Een nis, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon een concessie is verleend tot het plaatsen van asurnen.

 

Urnenzandgraf:

Een graf in volle grond, bestemd voor asurnen

 

Zandgraf:

Een graf in volle grond, bestemd voor kisten

 

Zone:

Ruimtelijke indeling op het kerkhof voor afbakening van de gratis grond, de concessies, urnenvelden, ….

 

Hergebruik:

Een bestaande grafkelder, urnenkelder of urnennis wordt na ontruiming opnieuw aangeboden voor het begraven van stoffelijke overschotten. Hergebruik van een grafkelder zonder monument kan voor kisten en urnen.

Hergebruik van een grafkelder met een grafteken dat opgenomen is op de lijst van het funerair erfgoed kan enkel voor urnen.

 

Lijkwade:

Een lijkomhulsel dat in de plaats van een doodskist wordt gebruikt bij de lijkbezorging.

 

Meervoudige concessie:

De mogelijkheid bestaat om naast de gewone concessie, een concessie bij te kopen.

 

HOOFDSTUK II: ALGEMEENHEDEN.

 

Artikel 1:Begraafplaats of kerkhof:

          Kerhof Maldegem-centrum (met hoofdingang Katsweg, en zij ingang via Kapelaanstraat)

          Kerkhof Adegem (Adegem Dorp)

          Kerkhof Kleit-oud (rond de kerk)

          Kerkhof Kleit-nieuw (Aalterbaan)

          Kerkhof Donk (Brezendedreef 8)

          Kerkhof Middelburg (Middelburgse Kerkstraat, rond de kerk)

 

Artikel 2: Lijkbezorging op de begraafplaatsen

          Een persoon wordt begraven in een kist of in een lijkwade. Een kist/lijkwade moet beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in het uitvoeringsbesluit van 21/10/2005*

          De begraafplaatsen van Kleit-Nieuw, Adegem, Maldegem-centrum, Donk en Middelburg zijn bestemd voor het begraven, plaatsen en bijzetten van personen (dit zowel in volle grond als in kelders) en voor het uitstrooien van de as.

          Enkel op de begraafplaats van Maldegem-centrum is het plaatsen van nieuwe grafkelders nog mogelijk. Op de overige begraafplaatsen heeft het plaatsen van nieuwe kelders een uitdovend karakter.  

          Op de begraafplaats van Adegem en Maldegem is een sterretjesweide voorzien.

          Een natuurlijke begraafplaats binnen de gemeente wordt onderzocht en zal opgenomen worden in een aanvullend reglement.

 

Artikel 3:Toewijzing van de graven

          Behoudens de wettelijke bepalingen, voorzien in het decreet en in de lokale reglementering, is de manier van teraardebestelling, zoals vermeld bij de aangifte, definitief.

          De toewijzing van de graven (plaats en volgorde)  gebeurt volgens plan in chronologische volgorde per type uitgevoerd. Dat plan wijst de percelen aan met de verschillende zones

          Het is niet mogelijk om een concessie te nemen zonder meteen effectief te begraven, tenzij bij meervoudige concessies (cfr. art. 12)

 

Artikel 4: Beheer van de begraafplaatsen

Enkel de verantwoordelijke voor de begraafplaats is bevoegd om de as uit te strooien, de kist of de asurn in de grond, de grafkelder, de urnenkelder of de urnennis te plaatsen, een graf te delven voor begravingen of plaatsing in volle grond en deze terug te vullen, bestaande grafkelders en urnenkelders te openen en te sluiten, de urnennis te openen, de asurn te plaatsen en de urnennis af te sluiten.

 

Artikel 5: Aangifte overlijden & tijdstip van begraven

          Elk overlijden op het grondgebied van de gemeente dient binnen de 2 werkdagen aangegeven te worden aan de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand via het web-formulier op www.maldegem.be. De dagen waarop de administratieve diensten gesloten zijn, worden niet meegeteld voor het berekenen van deze termijn.

          Voor het bezorgen van de stoffelijke overblijfselen op de begraafplaatsen moeten de gemeentelijke diensten ten minste 2 werkdagen op de hoogte gebracht worden of het gaat om een begraving, een plaatsing, een bijzetting of een uitstrooiing. Indien afgeweken wordt van de eerste keuze en de werkzaamheden zijn gestart, dan zal een schadevergoeding aangerekend worden.

          De aangever(s) regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten van de begrafenis. Bij ontstentenis hiervan neemt het gemeentebestuur zelf de nodige maatregelen op kosten van de nalatenschap.

          De begrafenis dient te gebeuren op werkdagen en op zaterdag tussen 10u ’s morgens en 17u ’s avonds

          Op wettelijke feestdagen zijn geen begravingen mogelijk op:

1 januari, Paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, 11 juli, 21 juli, 15 augustus, 1 en 2 november, 11 november, 15 november, 25 en 26 december.

          Tijdens de namiddag van 24 december en 31 december is er geen mogelijkheid tot begrafenis.

          Afwijkingen hiervan kunnen in uitzonderlijke omstandigheden (openbare gezondheid, veiligheid, openbare orde) toegestaan worden door de burgemeester.

          Het is verboden om meer dan 1 stoffelijk overschot in 1 graf te begraven.

 

Artikel 6:Aanwezigheid nabestaanden

De rouwenden kunnen bij het gehele verloop van de begrafenis aanwezig  zijn. Een aanvraag ter zake wordt minimum 2 dagen vóór de begraving bij de dienst burgerlijke stand ingediend. 

 

Artikel 7: Bestemming

Op de begraafplaatsen van Groot-Maldegem worden begraven of uitgestrooid:

          personen welke op datum van hun overlijden ingeschreven waren in één van de bevolkingsregisters van Maldegem;

          menselijke lijken, ontdekt op het grondgebied van Maldegem;

          personen die de gemeente effectief bewonen, doch krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in één van de bevolkingsregisters van Maldegem.

          personen die vroeger in één van de bevolkingsregisters van Maldegem waren ingeschreven en dit gedurende minstens 18 jaar

          Niet-inwoners worden niet begraven of uitgestrooid op de gemeentelijke begraafplaatsen.

 

HOOFDSTUK III: NIET-CONCEDEERDE BEGRAVINGEN.

 

Artikel 8:Grafrust

Een niet-geconcedeerd graf wordt voor een termijn van 10 jaar bewaard.

 

Wanneer niet-geconcedeerde gronden worden ontruimd,   dan zal een afschrift van de beslissing tot ontruiming gedurende 1 jaar voor het vervallen van begravingstermijn bekend gemaakt worden:

          aan het betrokken graf en/of in de nabijheid van het te ontruimen perceel.

          aan de ingang van de begraafplaats.

          Via de gemeentelijke website of de gemeentelijke infokanalen.

 

De belanghebbenden zullen, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking bedoeld in vorige alinea, beschikken over een termijn van 6 maanden om de graftekens weg te nemen.

Na die termijn worden zij van ambtswege verwijderd, en worden ze eigendom van de gemeente.  Het college van burgemeester en schepenen beslist over de bestemming van deze materialen.

 

De omzetting van een niet-geconcedeerde begraving naar een geconcedeerde is uitgesloten.

 

Artikel 9: Retroactieve thuisbewaring

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een asurne uit een niet-geconcedeerd perceel of nis, bij toepassing van artikel 24 en 24 bis, van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zoals tot op heden gewijzigd, moet schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen door de overlevende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner en de bloedverwanten eerste graad.

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan ingediend worden tot zolang de procedure van  ontruiming van de niet-geconcedeerde graven loopt. 

          De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid.

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan slechts éénmalig worden ingediend.

          De modaliteiten betreffende de ontgraving zijn van toepassing. 

          Wanneer de thuisbewaring ophoudt, kan de as van de overledene uitgestrooid worden op de strooiweide van één van de gemeentelijke begraafplaatsen of kan de asurne terug worden bijgezet of begraven worden in een concessie op één van de gemeentelijke begraafplaatsen.

 

HOOFDSTUK IV: CONCESSIES.

 

Artikel 10: Het nemen van een concessie

          De concessies worden verleend voor 25 jaar

          De concessie gaat in vanaf de datum van begraving

          De concessies en de verlengingen worden toegestaan door het college van burgemeester en schepenen onder de voorwaarden vastgesteld in het gemeentelijk huishoudelijk reglement en het tariefreglement geldend op het ogenblik van de concessieaanvraag of de aanvraag tot verlenging.

          Bij aanvang van de concessie moet duidelijk zijn:

Wie de concessiehouder is

Wie zijn de begunstigden (naam van de begunstigden)

          De concessie wordt aangevraagd door het invullen van het daartoe bestemde formulier.

          Wijzigingen kunnen enkel gebeuren door de concessiehouder zelf. Bij overlijden van de concessiehouder kunnen de personen vernoemd in de concessie ook wijzigingen aanbrengen. De nominatief toegekende concessies kunnen enkel door de concessiehouder of zijn erfgenamen schriftelijk gewijzigd worden.  De wijzigingen kunnen slechts gedaan worden ten aanzien van het aantal voorbehouden plaatsen.

 

Artikel 11: Machtiging

          Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om de concessies te verlenen conform de modaliteiten van het huishoudelijk reglement en de tarieven voorzien in het tariefreglement betreffende de gemeentelijke begraafplaatsen.

          Het college van burgemeester en schepenen wordt tevens gemachtigd om de concessies te beëindigen bij toepassing van een procedure van verwaarlozing. Het College wordt hiertoe gemachtigd door de gemeenteraad.

 

Artikel 12 :Aantal personen in een concessie

          De concessie in volle grond wordt toegekend voor 2 personen. De concessie in volle grond kan uitbreiden naar een meervoudige concessie tot maximum 4 personen door de ruimte ernaast te reserveren.  Voor de begraving van 3 en 4 personen in volle grond, bij toepassing van artikel 12, worden twee percelen van dezelfde grootte naast elkaar voorzien. 

          De concessies in het columbariumnis en in het urnenveld worden toegekend voor 1 of voor 2 of voor maximum 3 personen.

          De concessies in kelders worden toegekend voor 2 of 3 personen maar kan uitgebreid worden naar een meervoudige concessie tot maximum 6 personen door de ruimte ernaast te reserveren. Voor de begraving van 4,5 en 6 personen in een kelder, bij toepassing van artikel 3.4, worden twee percelen van dezelfde grootte naast elkaar voorzien. 

 

Artikel 13: Meervoudige concessies

Er kunnen geen concessies verleend worden vóór het overlijden, behoudens in het kader van een meervoudige concessie, waarbij de eerste onmiddellijk benut wordt voor een overleden persoon en de resterende(n) voorbehouden worden aan:

          de overblijvende echtgenoot of echtgenote van de overledene

          de bloed- en aanverwanten 1e en 2 e graad van de overledene;

          een persoon die, op het ogenblik van het overlijden, met de overledene een feitelijk gezin vormde.

          een persoon, die voor het overlijden zijn wil tot samen begraving met de overledene schriftelijke te kennen heeft gegeven en die hiervoor een toestemming heeft verkregen van de concessiehouder.

Omtrent de samenwoonst dient de aanvrager van de concessie de nodige bewijsstukken voor te leggen.

 

Door het verlenen van een concessie vervreemdt het gemeentebestuur de grond of de columbariumnis niet.  Zij verleent slechts een genot en gebruiksrecht met een speciale, tijdelijke en nominatieve bestemming.

 

Artikel 14: Verlengen van een concessie bij het einde van de concessie

          Een concessie kan altijd verlengd worden; voor 15 jaar of 25 jaar vanaf de datum van de goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen.

          Een vroegere eeuwigdurende concessie kan kosteloos verlengd worden voor  50 jaar.

          De mogelijkheid tot verlenging wordt door middel van een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde gedurende  1 jaar bekendgemaakt aan het betrokken graf en aan de ingang van de begraafplaats. 

          Indien er geen aanvraag tot verlenging  van de concessie is ingediend vóór de vervaldatum, vervalt de concessie. 

 

Artikel 15:  Hernieuwen van een concessie na bijzetting

          Op het ogenblik van een bijbegraving wordt de concessie ambtshalve hernieuwd met een termijn van 25  jaar, te rekenen vanaf de datum van de begraving.

          Voor de proportionele berekening van de prijs voor een ambtshalve hernieuwing van de concessie n.a.v. een bijzetting wordt volgende formule toegepast:

 

Aantal verstreken jaren van de concessietermijn X bedrag van de concessie

Totaal aantal jaren van de concessie

 

            De duur van de hernieuwing na bijzetting neemt een aanvang op de datum van het overlijden van diegenen die wordt bijgezet.

 

          Wanneer de concessie tijdens de periode van bewaring moet hernieuwd worden, zijn de modaliteiten van de hernieuwing van een concessie, opgenomen in het gemeentelijk huishoudelijk reglement van toepassing.  Wanneer de concessie, tijdens de periode van de bewaring, niet hernieuwd wordt, is deze vervallen.

          Indien er geen bijbegraving gebeurt voor de effectieve vervaldatum van de concessie, moet de concessie expliciet hernieuwd worden. Indien geen aanvraag tot hernieuwing wordt ingediend, vervalt de concessie.  Na het vervallen van de concessie wordt geen bijbegraving meer toegestaan.

 

Artikel 16: Voortijdige beëindiging

          Op schriftelijk verzoek van de concessiehouder of zijn erfgenamen, of bij ontstentenis hiervan, iedere belanghebbende, kan het college een concessie voortijdig beëindigen.

          Bij beëindiging op verzoek,  kan de betaalde concessieprijs noch geheel, noch gedeeltelijk teruggevorderd worden.

          Vooraleer het college  tot beëindiging overgaat, zal de vraag tot beëindiging worden aangeplakt gedurende 1 maand aan de ingang van de begraafplaats en aan de betrokken concessie, en zal, indien mogelijk, de concessiehouder schriftelijk in kennis  worden gesteld.  Bezwaren   tegen  een  voortijdige beëindiging moeten schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 17:Toepassing van artikel 24 en 24 bis van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging.

          De retroactieve thuisbewaring is mogelijk in toepassing van art. 24 §1 4e en 24bis van het decreet van 16.01.2004, gewijzigd bij decreet van 09.12.2011.

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een of meerdere asurnen uit een meervoudige concessie in het columbarium of het urnenveld moet per overledenen en schriftelijk worden aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen door de overlevende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner en de bloedverwanten eerste graad.

          De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid.

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan ingediend worden tot zolang de termijn van de concessie loopt of tot zolang de procedure van de hernieuwing van de concessie loopt. 

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan slechts éénmaal worden ingediend.

          De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring wordt gedurende een periode van 6 maanden afgekondigd aan de betrokken nis of aan het betrokken perceel.

          De modaliteiten betreffende de ontgraving zijn van toepassing. 

          De geconcedeerde nis of perceel wordt gedurende een termijn van 2 jaar bewaard. 

          De bewaringstermijn heeft geen invloed op de oorspronkelijk toegekende concessietermijn.

          Wanneer de thuisbewaring na de termijn van 2 jaar ophoudt, kan de as van de overledene uitgestrooid worden op de strooiweide van één van de gemeentelijke begraafplaatsen of kan de asurne terug worden bijgezet of begraven worden in een concessie op één van de gemeentelijke begraafplaatsen.

 

Artikel 17.1: Voortijdige beëindiging van de concessie bij toep. Art. 24 & 24bis

          Wanneer op het ogenblik van de aanvraag tot retroactieve thuisbewaring, door de nabestaanden reeds gekozen wordt om de asurnen niet meer terug te brengen of wanneer door de nabestaanden gekozen wordt voor een asverstrooiing op een andere plaats dan de begraafplaats, dan worden de modaliteiten van artikel 11 van het gemeentelijk huishoudelijk reglement toegepast.

 

Artikel 17.2: Verlenging bij toep van Art. 24 & 24bis

          Wanneer de concessie tijdens de periode van bewaring moet hernieuwd worden, zijn de modaliteiten van de hernieuwing van een meervoudige concessie, opgenomen in het gemeentelijk huishoudelijk reglement van toepassing.  Wanneer de concessie, tijdens de periode van de bewaring, niet hernieuwd wordt, is deze vervallen.

          Wanneer, na een termijn van twee jaar,  de asurnen niet worden teruggebracht naar de begraafplaats, wordt de concessie ambtshalve opgeheven.

          De betaalde concessieprijs kan noch geheel, noch gedeeltelijk teruggevorderd worden.

 

Artikel 18: Oud-strijders

          Voor oud-strijders die in een éénpersoonsgraf liggen, is geen concessie nodig. Deze éénpersoonsgraven van oud-strijders kunnen indien de gemeente dit opportuun acht en op kosten van de gemeente, verplaatst worden naar een andere plaats op dezelfde begraafplaats. Het gemeentebestuur staat in voor het onderhoud van deze graven..

          Het vaststellen van de lijst van reeds begraven oud-strijders is bevoegdheid van het college. Nabestaanden die een reeds begraven oud-strijder op de lijst willen laten plaatsen, dienen een bewijsstuk in te dienen bij de dienst burgerlijke stand.

          Indien nabestaanden van oud-strijders menen in aanmerking te komen voor de maatregelen beschreven in artikel 18 punt 1, dienen deze vóór de begrafenis een aanvraag te richten tot het college.

          Oud-strijders waarvoor de nabestaanden niet kiezen voor een eenpersoonsgraf, vallen onder de gewone concessiereglementering.

 

Artikel 19:Sterretjesweide

Een sterretjesweide is voorhanden op de begraafplaats van Adegem en Maldegem.

Deze wordt gratis ter beschikking gesteld voor het begraven van foetussen. Er wordt geen grafzerkje geplaatst; de in gebruik te nemen ruimte blijft beperkt tot het plaatsen van een monument van 25 op 25 op 25 cm.

 

HOOFDSTUK V: SLUITING VAN EEN BEGRAAFPLAATS.

 

Artikel 20: Sluiting begraafplaats

In geval van sluiting en/of wijziging van de bestemming van de begraafplaats kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding. Zij hebben slechts recht op het bekomen van een perceel of nis van dezelfde afmetingen op een andere gemeentelijke begraafplaats, tot het einde van de concessietermijn.  De eventuele kosten voor het overbrengen van de stoffelijke overschotten zijn ten laste van het gemeentebestuur.  De kosten voor het overbrengen van de graftekens zijn ten laste van diegenen die de overbrenging hebben aangevraagd.

Het recht op het kosteloos bekomen van een nieuw perceel of nis is afhankelijk van het indienen van een aanvraag door enige belanghebbende, binnen een termijn van 1 jaar, volgend op de bekendmaking van de gemeenteraadsbeslissing tot sluiting.

 

HOOFDSTUK VI : PERCELEN EN GRAFMONUMENTEN.

 

Artikel 21:Algemeen

          Op het perceel, waarin een stoffelijk overschot of een asurne begraven werd in geconcedeerde grond, moet binnen het jaar na de datum van begraving, aanwezig zijn:

          ofwel een afzoming, in duurzame materialen,  van de grenslijnen van de grafconcessie;

          ofwel een grafzerk waarop de naam, voornaam en de datum of het jaartal van geboorte en van overlijden van de aldaar begraven personen aangebracht worden.

          Op een geconcedeerd perceel van het urnenveld, moet uiterlijk binnen het jaar na de begraving,  een afdekplaat geplaatst worden.

          Ingeval van bijbegraving moet na de begraving het perceel onverwijld in een ordentelijke staat gebracht worden en dienen de afzoming, de graftekens of de afdekplaten geplaatst binnen hogervermelde termijn.

          Indien binnen de voorziene termijn de plaatsing van de afzoming, de grafzerk of de afdekplaat niet is uitgevoerd, of indien tijdens de verdere duur van de concessie niet langer aan die voorwaarden voldaan is, kan zulks aanleiding geven tot het treffen van dezelfde maatregelen als deze die ingevolge de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging zijn voorzien bij verwaarlozing van graven.

          Eenieder heeft het recht op het graf van een bloedverwant of vriend, uiterlijk binnen het jaar na de datum van de begraving, een grafmonument te plaatsen. 

          Het gemeentebestuur kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor afwijkende maten. De grafmakers dienen ter plaatse de vaststelling van de metingen te doen.

          Beplanting, plantbakken of keien mogen vóór het lessenaardeksel geplaatst worden maar in geen geval eraan bevestigd worden.

          Bloemstukken op de strooiweide worden binnen de maand na de uitstrooiing verwijderd door de nabestaanden. Bij het ontbreken van de verwijdering 1 maand na de uitstrooiing worden de bloemen en bloemstukken eigendom van de gemeente en kunnen deze worden weggenomen door de diensten.

          Buiten de concessie mag geen ruimte ingenomen worden. Beplantingen, plantbakken of keien kunnen dus enkel geplaatst worden vóór het grafmonument indien het grafmonument niet de volledige concessie bedekt. Inbreuken hierop worden ambtshalve verwijderd. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade toegebracht aan de grafzerk hierdoor.

 

Artikel 22:Plaatsing en bijzetting van de asurnen:

          De afmetingen van de urnen moeten van die aard zijn dat zij in urnenissen & urnekelders bijgezet kunnen worden in verhouding tot het aantal personen per concessie.

          Aan de plaatsing en bijzetting van de asurn worden de volgende voorwaarden gesteld:

          De urnenissen kunnen maximaal 3 urnen van standaardformaat bevatten. Indien de nabestaanden kiezen voor een sierurne kan niet gegarandeerd worden dat er plaats is voor een tweede of derde urne.

          De urnekelders kunnen maximaal 3 urnen van standaardformaat bevatten. Indien nabestaanden kiezen voor een sierurne, kan niet gegarandeerd worden dat er plaats is voor een tweede of derde urne.

          De asurnen dienen te worden vervaardigd uit materialen die uit oogpunt van hygiëne en stabiliteit verantwoord zijn.

          Nadat de asurne is bijgezet, wordt de nis/kelder/grond door de aangestelde van de gemeente afgesloten.

 

Artikel 23:Afmetingen & voorwaarden

Het plaatsen van graftekens en monumenten is onderworpen aan hieronder vermelde voorwaarden en afmetingen:

 

Artikel 23.1:Gedenkplaten geplaatst op een perceel bedoeld voor begraving in volle grond en in kelder:

          Maximum 2,30m lang en 90 cm breed

          Stevig geplaatst zijn en de basis mag niet dieper dan 5 cm onder het grondpeil worden aangebracht, behoudens de funderingspalen;

          Het grondvlak moet horizontaal geplaatst worden en in overeenstemming met de aangeduide lijnrichting;

          De horizontale afdekplaat moet de volledige oppervlakte van het graf bedekken.

          Vervaardigd zijn uit duurzame materialen;

          Maximum 1,50 m boven het grondpeil uitsteken

          De ruimte tussen twee rug-aan-rug geplaatste monumenten moet vrij gehouden worden, er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp geplaatst worden.

          Een nieuw te plaatsen monument volgt de achterlijn van de reeds eerder geplaatste grafmonumenten

 

Artikel 23.2:Gedenkplaten geplaatst op een perceel van het urnenveld

          60 cm lang en 60 cm breed

          In Kleit is de afmeting afgeweken van de standaard afmeting.

          Maximum 0,50cm hoog

          Te plaatsen achter de urnenkelder, niet vastgehecht aan het deksel

          De ruimte tussen twee monumenten van het urnenveld moet vrij gehouden worden, er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp worden geplaatst. 

          Inbreuken hierop worden ambtshalve verwijderd.

 

Artikel 23. 3: Afdekplaatjes urnenissen

          Op de afdekplaatjes mag een foto van de overledene aangebracht worden en een siervaasje met een maximum hoogte van 12cm. Het zicht van de omgevende nissen mag in geen geval belemmerd worden.

          Het is niet toegelaten om op of aan de nissen van het columbarium, op eigen initiatief, bloemen, foto’s sierstukken, constructies of andere versierselen te plaatsen of te hangen.

          Inbreuken hierop worden ambtshalve verwijderd.

 

Artikel 23.4: Naamplaatje gedenkzuil strooiweide

          Naamplaatjes op de herdenkingsmonument van de strooiweide kunnen worden aangebracht met volgende afmetingen: 15 cm lang, 6 cm hoog en max 0,50 cm dik.

          Het graveren en/of invullen van de naamplaatsjes is ten laste van de nabestaanden.

          De naamplaatjes mogen al dan niet voorzien zijn van een foto van de overledene.

          De naamplaatjes op de gedenkzuil worden gedurende een termijn van 10 jaar bewaard.

          Er worden geen blijvende ornamenten, bloembakken toegestaan op de strooiweide

 

Artikel 24:Verwijdering of herplaatsing grafmonumenten

          De verwijdering en de herplaatsing van de grafmonumenten en van de afdekplaten van het columbarium, naar aanleiding van een aanvraag tot retroactieve thuisbewaring, bij toepassing van artikel 24 en 24 bis, van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zoals tot op heden gewijzigd,  gebeurt in opdracht en op kosten van de aanvrager van de thuisbewaring.

          Voor de verwijdering en de herplaatsing wordt een afspraak gemaakt met de dienst burgerlijke stand.

          De modaliteiten met betrekking tot de plaatsing van grafmonumenten zijn van toepassing.

          De herplaatsing van de afdekplaat en de herplaatsing van het urnenveldmonument moet binnen een termijn van 1 maand worden uitgevoerd.

          De aanvrager van de retroactieve thuisbewaring is verantwoordelijk voor eventuele schade.

 

Artikel 25:Niet-weggenomen graftekens

Wanneer een begraving om gelijk welke reden ten einde loopt, worden de niet-weggenomen graftekens en de nog bestaande constructies eigendom van de gemeente.  Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de bestemming van de grafmonumenten. 

 

Artikel 26: Herplaatsen afdekplaat

          Naar aanleiding van een bijzetting wordt de verwijdering en de herplaatsing van de afdekplaat van het urnenveld, concessie of niet-geconcedeerd graf geregeld door de nabestaanden. De kosten ter zake zijn ten laste van de aanvrager(s).

          Inbreuken hierop worden ambtshalve verwijderd.

 

Artikel 27: Opruiming

Van graven die eigendom geworden zijn van het gemeentebestuur, kunnen de grafmonumenten en gedenkstenen weggenomen worden. De nabestaanden hebben de mogelijkheid om kleine grafornamenten mee naar huis te nemen, tenzij het graf is opgenomen op de lijst van funerair erfgoed. Deze graven dienen in hun totaliteit bewaard te worden, met inbegrip van grafgiften, portretfoto’s,…

 

Artikel 28:Terugneming van een perceel of sluiting van een deel van de begraafplaats

In geval van terugneming van een perceel omwille van openbaar belang of dienstnoodwendigheden, kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding. Zij hebben wel het recht op het kosteloos bekomen van een ander perceel of nis van dezelfde afmetingen op een ander deel van de begraafplaats, tot het einde van de concessietermijn. De kosten voor het overbrengen van de stoffelijke overschotten zijn ten laste van het gemeentebestuur

 

HOOFDSTUK VII : GRAVEN MET LOKAAL HISTORISCH BELANG EN PETERSCHAP

 

Artikel 29:Opmaken van de lijst historisch belang

Het college van burgemeester en schepenen bepaalt autonoom welke graven van historisch belang zijn.

Deze grafmonumenten worden gedurende 50 jaar bewaard. De termijn is verlengbaar.

Het onderhoud is ten laste van het gemeentebestuur.

Het college kan zich ter zake laten adviseren door een werkgroep, samengesteld uit de burgemeester, de schepen van cultuur, en een afvaardiging van de dienst cultuur, de administratie van de begraafplaatsen en de desbetreffende dienst.

 

Artikel 30:Peterschap

          Eenieder kan een aanvraag indienen om het peterschap over een bepaald grafmonument te verwerven.

          Door de toekenning van het peterschap verbindt  de aanvrager er zich toe om, gedurende een welbepaalde periode, een welbepaald grafmonument te behouden.  De aanvrager mag onderhouds- en restauratiewerken uitvoeren, zonder de oorspronkelijke staat van het grafmonument te wijzigen.

          Het gemeentebestuur blijft eigenaar van het grafmonument.

          Het peterschap kan enkel aangevraagd worden voor grafmonumenten die op de lijst van het funerair erfgoed staan.

          De aanvraag tot peterschap wordt schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, en moet gemotiveerd worden.

          Het college van burgemeester en schepenen kent het peterschap toe, na advies van de werkgroep, samengesteld uit de burgemeester, de schepen van cultuur, en een afvaardiging van de diensten cultuur, de administratie van de begraafplaatsen en de technische dienst en eventuele externe adviseurs.

          Voor het peterschap wordt een overeenkomst gesloten.  Hierin worden de richtlijnen van de restauratie en het onderhoud van het grafmonument opgenomen, alsook de termijn van het peterschap.

          De aanvrager is aansprakelijk voor eventuele schade aan het grafmonument die, als gevolg van werken, in zijn of haar opdracht zijn uitgevoerd.  

          De verwerving van het peterschap is gratis.  De aanvrager kan geen aanspraak maken op vergoedingen of compensaties.

          Het peterschap kan bekend gemaakt worden aan het grafmonument, op de in de overeenkomst vastgestelde plaats, door middel van een plaatje.

 

Hoofdstuk VIII: SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 31

Alle niet in dit reglement voorziene gevallen worden beslecht door het college van burgemeester en schepenen, in zoverre zij niet door een wet, besluit of decreet aan een andere overheid worden toegewezen.

 

Artikel 32

Elke bij hoogdringendheid genomen beslissing van de burgemeester wordt ter kennis gebracht van het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 33

Het huishoudelijk reglement van 5 december 2007 betreffende de gemeentelijke begraafplaatsen en de lijkbezorging wordt opgeheven en vervangen door bovenstaand reglement met ingang van 1 januari 2020.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

9.   OUDE MOLENWEG - VRAAG OVERNAME STUKJE GROND

 

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Juridische gronden

          De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

          Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

          Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

          Artikel 41 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat volgende bevoegdheden niet aan het college van burgemeester en schepenen kunnen worden toevertrouwd:

11°het stellen van daden van beschikking met betrekking tot onroerende goederen.

 

Feiten

          De heer                           en                                           zijn eigenaars van het perceeltje Maldegem, 1ste afdeling sectie C nr 135 A 3, gelegen in de Oude Molenweg ter hoogte van de doorsteek van Crommewegewatergang onder de rijksweg N 44.

          Het perceeltje bestaat enkel nog kadastraal (oppervlakte 62 m²), op het terrein is het de laatste jaren in het naburige landbouwterrein opgenomen.

 

Argumentatie

          In de atlas der onbevaarbare waterlopen van 1877 komt het perceel op het detailplan 16 (en blz 25 van de bijhorende beschrijvende tabel) voor als de bedding van de beke nr 11 ter hoogte van het opmeetpunt e, met als breedte van de waterloop 1,20 m.

          In de verkavelingsvergunning van 16 mei 1968 met bijhorend plan staat het aangeduid als bedding van de waterloop 4.16, met een breedte van ongeveer 2 m en een knik in de bedding.

          Omstreeks 1976 wordt de achterliggende zone door de Belgische staat onteigend voor de omleiding van de N 44 naar de N 49 expressweg. Bij de aanleg van de rijksweg wordt deze tak van de Crommewegewatergang omgeleid en deels overwelfd. De knik in de bedding verdwijnt. Het resterende stukje bedding wordt door het kadaster aan het naburige perceel toegewezen, waar het eigenlijk nooit toe behoorde.

          Bij beslissing van 15 december 2016 van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen wordt dit deel van de bedding van de waterloop 4.16 zijn rangschikking ontnomen. De reden: de waterloop is grotendeels ingebuisd en opgenomen in de rioleringen. In hetzelfde besluit staat onder artikel 5: de administratieve afschaffing houdt geen regeling in betreffende de eigendom van de bedding.

          Omdat het perceeltje voor hen geen nut heeft wensen de beide eigenaars dit kosteloos over te dragen aan de gemeente.

          Het nut voor de gemeente is dat zij dan het eigendomsrecht verwerft van de grondstrook boven de regenwaterafvoerleiding komende van het industrieterrein.

          Aan de gemeenteraad wordt gevraagd om de afdeling vastgoedtransacties Gent, Virginie Lovelinggebouw, Koningin Maria Hendrikaplein 70 te 9000 Gent aan te duiden om deze grondoverdracht te realiseren.

          De overname gebeurt om redenen van openbaar nut, namelijk om het perceel en de onderliggende RWA-leiding te integreren in het gemeentelijke openbare domein.

 

BESLUIT

 

Artikel 1:

De gemeenteraad gaat principieel akkoord met de kosteloze overname van het perceeltje met een kadastrale oppervlakte van 62 m², kadastraal gekend Maldegem, 1ste afdeling sectie C nr 135 A 3, gelegen in de Oude Molenweg ter hoogte van de doorsteek van Crommewegewatergang onder de rijksweg N 44.

 

Artikel 2:

De overdracht geschiedt om redenen van openbaar nut, namelijk om dit perceel en de onderliggende regenwaterafvoerleiding te integreren in het gemeentelijke openbare domein.

 

Artikel 3:

De gemeenteraad duidt de afdeling Vastgoedtransacties Gent, Virginie Lovelinggebouw, Koningin Maria Hendrikaplein 70 te 9000 Gent aan voor de opmaak en het verlijden van de overnameakte.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

10.  GEMEENTELIJKE BASISSCHOOL KRUIPUIT - VASTSTELLLING ARBEIDSREGLEMENT

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

            Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

Artikel 40 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vaststelt.

            Het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997,

            De wet van 18 december 2002 tot wijziging van de Wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen,

 

Feiten

            Het arbeidsreglement voor onze basisschool Kruipuit werd voor het laatst vastgesteld in de gemeenteraad van 26 oktober 2011.

            Er werd een nieuw ontwerp van arbeidsreglement opgesteld voor het personeel van de scholengemeenschap Meetjesland, waartoe ook onze gemeentelijke basisschool behoort.

            Dit ontwerp van arbeidsreglement omvat bepalingen mbt :

- arbeidsduur, arbeidstijd, prestatieregeling en vakantieregeling

- afwezigheden en verlof

- meting van en controle op arbeid

- betaling van het salaris

- leerlingentoezicht

- functiebeschrijving en evaluatie

- ontslagregeling

- orde- & tuchtregeling

- personeelsdossier

- bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personeelsleden

- specifieke verplichtingen

- auteurswet

- veiligheid, gezondheid en welzijn

- bescherming tegen geweld pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk

- onthaal van nieuwe personeelsleden

- bevoegde inspectiediensten.

            Verder omvat het ontwerp ook een aantal bijlagen, m.n. de individuele uurroosters, de mededelingen inzake welzijn, de adressen van de bevoegde inspectiediensten en de mededelingen inzake informatieveiligheid.

            Dit ontwerp van arbeidsreglement werd besproken en gunstig bevonden op het Onderhandelingscomité met de onderwijsvakbonden  voor de scholengemeenschap Meetjesland op 18 juni jl. en op het Afzonderlijk Bijzonder Onderhandelingscomitémet de onderwijsvakbonden voor de gemeentelijke basisschool Kruipuit op 4 juli jl.

 

Argumentatie

            Een goede schoolorganisatie steunt op duidelijke afspraken tussen personeel en schoolbestuur.

            Alle personeelsleden die onder gezag arbeid verrichten in het gemeentelijk onderwijs moeten worden geïnformeerd over de voorwaarden die op hun arbeidsverhouding van toepassing zijn.

            Het ontwerp van arbeidsreglement is de neerslag van de lokale en autonome gemaakte afspraken binnen de scholengemeenschap en de individuele scholen die er deel van uitmaken van de concrete afspraken rond rechten en plichten van het personeel en het schoolbestuur.

            Het ontwerp van arbeidsreglement voor de scholen van de scholengemeenschap Meetjesland moet door elk van de inrichtende machten van de betrokken scholen goedgekeurd worden

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad heft het bestaande arbeidsreglement voor de personen die onder gezag arbeid verrichten in de gemeentelijke basisschool Kruipuit, Kruipuit 19a, 99991 Maldegem, op.

 

Artikel 2:

Het herwerkte arbeidsreglement voor de personen die onder het gezag arbeid verrichten in de gemeentelijke basischool Kruipiut, Kruipuit 19a, 9991 Maldegem wordt goedgekeurd als volgt:

 

Arbeidsreglement

 

Hoofdstuk 1Algemene bepalingen en definities

 

1.1Draagwijdte

Art.1Dit arbeidsreglement is een reglement van inwendig bestuur en heeft een afdwingbaar karakter.

Art.2Dit arbeidsreglement is ondergeschikt aan dwingende wetsbepalingen en hun uitvoeringsbesluiten.

Art.3De arbeidsvoorwaarden die een gevolg zijn van andere wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen dan deze opgesomd in dit arbeidsreglement blijven onverkort gelden. Het gaat onder meer over de rechten en plichten opgesomd in het Decreet Rechtspositie voor de personeelsleden gesubsidieerd door het ministerie van Onderwijs en Vorming.

 

1.2Toepassingsgebied

Art.4Dit reglement is van toepassing op het gesubsidieerd personeel zoals bedoeld in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding (verder genoemd Decreet Rechtspositie) met name:

de vastbenoemde personeelsleden,

tijdelijk aangestelde personeelsleden voor bepaalde duur,

tijdelijk aangestelde personeelsleden voor doorlopende duur

tewerkgesteld in een ambt van een van volgende categorieën:

bestuurs- en onderwijzend personeel,

beleids- en ondersteunend personeel

paramedisch personeel,

die tewerkgesteld zijn in de gemeentelijke basisschool ……………….. van ………………. met inbegrip van de personeelsleden die in deze school tewerkgesteld zijn via reaffectatie of wedertewerkstelling.

 

1.3Definities

Art.5Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

§1ABOC: het afzonderlijk bijzonder comité. In dit comité zetelen afgevaardigden van het schoolbestuur en van de representatieve vakorganisaties. Zij onderhandelen vooraf over de grondregelingen met betrekking tot personeelsaangelegenheden, o.a. over voorliggende arbeidsreglement.

§2Dienstorder: een opdracht en/of mededeling uitgaande van het college van burgemeester en schepenen, een bevoegde ambtenaar of de directeur, die bepalingen van interne orde op een dwingende wijze vastlegt.

§3Directeur: de persoon die door het schoolbestuur met de dagelijkse leiding van de school is belast.

§4Directeur coördinatie-scholengemeenschap: de directeur die aangesteld wordt ter ondersteuning van de scholengemeenschap op basis van de puntenenveloppe van de scholengemeenschap

§5Leerlingen: de jongeren die als regelmatige leerling zijn ingeschreven in een school

§6OCSG: het onderhandelingscomité op het niveau van de scholengemeenschap. In dit comité zetelen afgevaardigden van de schoolbesturen van de scholengemeenschap en van de representatieve vakorganisaties. Zij onderhandelen vooraf over de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is voor zover deze personeelsrepercussies kunnen hebben.

§7Ouders: de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben.

§8Pedagogische begeleidingsdienst: de dienst belast met de externe ondersteuning van de betrokken scholen volgens het eigen pedagogisch concept, onder meer bij het opstellen van het schoolwerkplan, het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de onderwijskwaliteit, het stimuleren van initiatieven ter versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden.

§9Pedagogisch project: het geheel van fundamentele uitgangspunten dat door het schoolbestuur voor de school wordt vastgelegd.

§10School: pedagogisch geheel, waar onderwijs georganiseerd wordt en dat onder leiding staat van één directeur.

§11Schoolbestuur (inrichtende macht): de instantie die verantwoordelijk is voor de sch(o)ol(en) van de gemeente, namelijk het gemeentebestuur …………………………..

§12Stafmedewerker scholengemeenschap: het personeelslid dat aangesteld wordt ter ondersteuning van de scholengemeenschap op basis van de puntenenveloppe van de scholengemeenschap (in deze functie wordt het personeelslid aangesteld in het onderliggende ambt van onderwijzer, kleuteronderwijzer, ICT-coördinator, zorgcoördinator of administratief medewerker).

§13Vakbondsafgevaardigde: afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie.

§14Vestigingsplaats: een gebouw of gebouwencomplex waarin de school of een gedeelte ervan is gehuisvest.

 

Hoofdstuk 2Arbeidsduur, arbeidstijd, prestatieregeling, vakantieregeling

 

2.1Algemeen

Art.6Het schooljaar begint op 1 september en eindigt op 31 augustus.

Art.7De lessen worden in aantal gelijkmatig gespreid over negen halve dagen, van maandag tot en met vrijdag. De woensdagnamiddag is vrij.

Art.8De normale openingsuren van de school zijn de volgende:

DagenUrenUren

Maandagvan 8u40tot 11u50en van 13u05tot 15u25

Dinsdagvan 8u40tot 11u50en van 13u05tot 15u25

Woensdagvan 8u40tot 12u15

Donderdagvan 8u40tot 12u15en van 13u05tot 15u25

Vrijdagvan 8u40tot 12u15en van 13u05tot 15u25

(’s Morgens ten vroegste aanvangen om 08.00 uur. ’s Avonds ten vroegste eindigen om 15.00 uur en ten laatste om 17.00 uur, dit is niet te begrijpen als de wekelijkse arbeidsduur van de personeelsleden)

Art.9De rustpauzes worden, behoudens afwijkingen voorzien in de individuele uurroosters, als volgt toegekend:

Voormiddag:van 10u20     tot  10u35    

Namiddag:van 14u20   tot  14u35  

Art.10De middagpauze wordt, behoudens afwijkingen voorzien in de individuele uurroosters, als volgt toegekend: van    11u50                tot 13u05     .

(Tenminste 1 uur)

Art.11De directeur stelt het lessenrooster op.

Art.12De directeur stelt het ontwerp van individuele uurroosters van de personeelsleden op, met inbegrip van de toezichtroosters en rustpauzes. Hij streeft hierbij naar een optimale afstemming op de noden van de organisatie rekening houdend met een billijke verdeling tussen de personeelsleden.

Art.13Alle uurroosters die voorkomen of kunnen voorkomen op school maken integraal deel uit van het arbeidsreglement. Ze worden opgenomen in bijlage 1 van dit arbeidsreglement/ een aparte map uurroosters/schoolorganisatie. Elk personeelslid ontvangt een exemplaar van zijn individuele uurrooster dat vanaf dan bindend wordt voor beide partijen. Bij elke wijziging hiervan ontvangt het betrokken personeelslid een aangepaste versie.

Art.14Het personeelslid leeft zijn individueel uurrooster stipt na. De afstand of de verplaatsing zijn, behoudens overmacht, geen rechtvaardiging voor afwezigheden of te laat komen.

Art.15De wekelijkse arbeidsduur is vastgesteld als volgt

§1 voor personeelsleden die voltijds fungeren:                                                                                                                                                                                                 

-bestuurs- en onderwijzend personeel: maximum 26 klokuren;

-beleids- en ondersteunend personeel: 36 klokuren

-het paramedisch personeel: 32 klokuren

§2voor personeelsleden die op basis van de puntenenveloppen aangesteld zijn bedraagt de arbeidsduur: 36 klokuren

§3 voor personeelsleden die deeltijds fungeren bedraagt de arbeidsduur ten hoogste het evenredige deel van de in §1 en § 2 bedoelde klokuren. De prestaties worden maximum gespreid over een evenredig aantal halve dagen.

Art.16

§1Personeelsvergaderingen en oudercontacten kunnen worden georganiseerd buiten de normale aanwezigheid van leerlingen.

§2De personeelsvergaderingen en oudercontacten worden opgenomen in de jaarkalender of bij dienstorder meegedeeld bij het begin van het schooljaar. Er wordt één personeelsvergadering per maand georganiseerd, deze gaat niet altijd door op dezelfde werkdag.

§3Bijkomende personeelsvergaderingen kunnen uitzonderlijk worden gepland indien de noodzaak zich voordoet en worden bij dienstorder bekendgemaakt.

Art.17Elk personeelslid is verplicht de personeelsvergaderingen, oudercontacten en pedagogische studiedagen bij te wonen, tenzij het dienstorder anders bepaalt.

Art.18Opendeurdagen en schoolfeesten met leerlingenactiviteiten kunnen tijdens het weekend of op feestdagen worden georganiseerd. In dat geval kunnen de personeelsleden gedurende maximaal 2 beurten per jaar verplicht worden om aan deze activiteiten deel te nemen.

Alle personeelsleden die minimaal een halftijdse opdracht in de school vervullen, moeten naar evenredigheid hun medewerking aan deze activiteiten verlenen. Indien een personeelslid in meerdere scholen fungeert overleggen de betrokken directeurs over de medewerking van dit personeelslid.

Deelname aan andere activiteiten tijdens weekends of op feestdagen gebeurt op vrijwillige basis. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden worden de data van voornoemde activiteiten meegedeeld voor eind september.

Art.19Behoudens verplichte deelname aan voornoemde vergaderingen en activiteiten, kunnen van personeelsleden ook andere opdrachten buiten de normale aanwezigheid van leerlingen en buiten de jaarlijkse vakantieperiodes worden geëist, indien deze opdrachten werden onderhandeld in het ABOC. Deze andere opdrachten worden jaarlijks vóór 1 december aan de personeelsleden meegedeeld bij dienstorder. Het personeelslid is verplicht om deze onderhandelde opdrachten uit te voeren, tenzij het dienstorder anders bepaalt.

Art.20De lessen kunnen drie halve dagen per schooljaar geschorst worden voor het houden van pedagogische studiedagen.

Art.21De duur van de jaarlijkse vakantie wordt geregeld conform de bepalingen van de onderwijsreglementering.

Art.22De normale rustdagen zijnde jaarlijkse vakantiedagen: herfst-, kerst-, krokus-, paas- en zomervakantie;

Art.23Er is bovendien vakantie op volgende dagen: 11 november, 1 mei, Paasmaandag, Hemelvaartsdag en de daaropvolgende dag en Pinkstermaandag, voor zover zij niet in een vakantieperiode vallen.

Art.24Per schooljaar legt het schoolbestuur twee facultatieve vakantiedagen vast. Deze facultatieve vakantiedagen worden ten laatste op 15 juni van het voorafgaande schooljaar vastgelegd in de jaarkalender en aan de personeelsleden meegedeeld via een dienstorder.

.Art.25De lessen kunnen de laatste schooldag vóór de zomervakantie één halve dag geschorst worden om de school in staat te stellen opdrachten verbonden aan het einde van het schooljaar, zoals oudercontacten, te realiseren.

Art.26De lessen kunnen de dag na de parlementaire, provinciale of gemeentelijke verkiezingen worden geschorst wanneer de lokalen naar aanleiding van die verkiezingen gebruikt zijn voor het inrichten van stemopnemingsbureaus. De directeur brengt de personeelsleden hiervan per dienstorder op de hoogte.

Art.27Het schoolbestuur van de school waaraan het personeelslid geaffecteerd is, blijft werkgever van het personeelslid ook al wordt het ingezet in een school van de scholengemeenschap van een ander schoolbestuur.

Art.28Het schoolbestuur houdt bij het inzetten van het personeel rekening met volgende principes:

§1het personeelslid wordt steeds aangesteld of geaffecteerd aan de school waar de betrekking reglementair wordt ingericht;

§2de afstand over de openbare weg tussen de school van aanstelling of affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet mag nooit meer dan 25 km bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden;

§3er moet steeds rekening worden gehouden met de statutaire toestand van het personeelslid;

§4de bepalingen inzake inzetbaarheid moeten worden, opgenomen in het aanstellingsbesluit en de functiebeschrijving.

 

2.2Directeur

2.2.1De directeur van een school

Art.29De directeur is tijdens de normale aanwezigheid van de leerlingen én telkens wanneer de dienst het vereist, in één van de vestigingsplaatsen aanwezig, behoudens gerechtvaardigde afwezigheden in dienstverband.

Art.30De directeur kan worden ingezet voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap;

Art.31De directeur/adjunct-directeur met onderwijsopdracht en/of opdracht ICT-coördinator en/of zorgcoördinator moet de nodige regelingen treffen om deze taak naar behoren uit te oefenen.

Art.32Tijdens de schoolvakanties moet de directeur de prestaties uitvoeren die noodzakelijk zijn om de goede werking van de school te garanderen, maar tijdens de zomervakantie moet een vakantieperiode van zes weken gegarandeerd zijn, waarvan een ononderbroken periode van vijf weken op te nemen tussen 6 juli en 15 augustus.

 

2.2.2De directeur coördinatie-scholengemeenschap

Art.33De directeur coördinatie-scholengemeenschap krijgt een administratieve standplaats toegewezen in een school behorend tot de scholengemeenschap.

Art.34Hij/zij wordt belast met een coördinerende managementfunctie op het niveau scholengemeenschap.

Art.35De prestaties van de directeur coördinatie-scholengemeenschap worden vastgelegd volgens de afspraken van de scholengemeenschap (o.a. beschikbaarheid, overleg, …).

Art.36De directeur coördinatie- scholengemeenschap kan worden ingezet voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap.

Art.37De directeur coördinatie-scholengemeenschap is behoudens gerechtvaardigde afwezigheden in dienstverband, tijdens de normale aanwezigheid van de leerlingen en telkens wanneer de dienst het vereist, in één van de vestigingsplaatsen.

Art.38Tijdens de zomervakantie heeft de directeur coördinatie-scholengemeenschap recht op zes weken vakantie, waarvan een ononderbroken periode van vijf weken, op te nemen tussen 6 juli en 15 augustus.

 

2.3Zorgcoördinator, ICT-coördinator en administratief medewerker

2.3.1Algemeen

Art.39De zorgcoördinator, de ICT-coördinator en de administratief medewerker zijn inzetbaar voor de scholengemeenschap

Art.40Ze kunnen ingezet worden voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap.

 

2.3.2Bepalingen voor de zorgcoördinator/ de ICT-coördinator

Art.41De wekelijkse opdracht van de zorgcoördinator/ de ICT-coördinator die voltijds fungeert bedraagt 36 klokuren.

Art.42De wekelijkse opdracht van de zorgcoördinator/ de ICT-coördinator die deeltijds fungeert bedraagt steeds een evenredig deel van die 36 klokuren.

Er wordt steeds afgerond naar een volledig uur.

Art.43Deze prestatieregeling kan niet beperkt blijven tot de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.

 

Art.44De schoolvakanties zijn vakantiedagen voor de zorgcoördinator/ de ICT-coördinator.

In functie van de goede werking van de school kan echter op hen maximum

3 dagen een beroep worden gedaan binnen de lijst van opdrachten bepaald na onderhandeling in het afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité, maar een ononderbroken vakantieperiode tussen 6 juli en 15 augustus moet gegarandeerd zijn.

Deze opdrachten worden billijk verdeeld tussen de personeelsleden en worden jaarlijks voor 1 december meegedeeld.

 

2.3.3Bepalingen voor de administratief medewerker

Art.45De wekelijkse opdracht van de administratief medewerker die voltijds fungeert bedraagt 36 klokuren.

Art.46De wekelijkse opdracht van de administratief medewerker die deeltijds fungeert bedraagt een evenredig deel van die 36 klokuren.  Er wordt steeds afgerond naar een volledig uur.

Art.47Vakantieregeling administratief medewerker

§1De schoolvakanties zijn in principe vakantiedagen voor de administratief medewerker. Het schoolbestuur kan de administratief medewerker echter verplichten om tijdens de jaarlijkse vakantie maximaal 12 werkdagen prestaties te leveren, waarvan maximaal 10 werkdagen tijdens de zomervakantie. Dit geldt voor voltijds aangestelde administratief medewerkers.

§2Bij deeltijds werkenden wordt het aantal prestatiedagen verhoudingsgewijs aangepast.

§3Een ononderbroken vakantieperiode van 5 weken, waarin alleszins 15 juli tot en met 15 augustus valt, moet gegarandeerd zijn.

§4De prestatiedagen zijn steeds volledige dagen, na akkoord met het personeelslid kan het schoolbestuur beslissen om de dagen in halve prestatiedagen in te delen.

§5Om uitzonderlijke dienstredenen kan het schoolbestuur aan de administratief medewerker vragen om meer dan het vooraf bepaalde aantal prestatiedagen te werken tijdens de jaarlijkse vakantie. In dat geval worden die extra prestatiedagen gecompenseerd buiten de jaarlijkse vakantieperiodes en dit in samenspraak met de directeur.

§6Het schoolbestuur deelt na onderhandeling in het ABOC en in samenspraak met de secretariaatsmedewerker, elk jaar uiterlijk vóór de kerstvakantie aan de administratief medewerker mee hoeveel dagen hij/zij tijdens de schoolvakanties zal moeten werken en hoe deze verdeeld worden over de diverse schoolvakanties.

 

2.4Onderwijzend personeel

Art.48De personeelsleden verzekeren de hoofdopdracht zoals jaarlijks vastgelegd door het schoolbestuur. Deze hoofdopdracht bestaat uit de lesopdracht en/of beleidsondersteuning en/of bijzondere pedagogische taken.

De wekelijkse hoofdopdracht van personeelsleden met een voltijdse betrekking bedraagt voor volgende ambten als volgt:

het ambt van kleuteronderwijzer: minimum 24 lestijden en maximum 26 lestijden.

het ambt van onderwijzer in het gewoon lager onderwijs: minimum 24 lestijden en maximum 27 lestijden.

het ambt van leermeester godsdienst, niet-confessionele zedenleer en lichamelijke opvoeding: minimum 24 lestijden en maximum 28 lestijden.

Art.49De wekelijkse schoolopdracht van het onderwijzend personeel dat voltijds is tewerkgesteld, bedraagt maximaal 26 klokuren te presteren binnen de normale aanwezigheid van de leerlingen.

Art.50De wekelijkse schoolopdracht van het onderwijzend personeel dat deeltijds is tewerkgesteld, bedraagt ten hoogste een evenredig deel van de hierboven vermelde klokuren.

Art.51De personeelsleden verzekeren het toezicht binnen de normale aanwezigheid van de leerlingen. Rekening houdend met de schoolopdracht die van ieder personeelslid kan worden gevraagd, wordt een billijke verdeling uitgewerkt door de directeur in samenspraak met de syndicale afgevaardigden in de school.  De criteria voor de invulling van de toezichtopdrachten worden onderhandeld in het ABOC.             

Art.52Personeelsleden die buiten het individuele uurrooster verplicht aanwezig moeten zijn op vergaderingen of andere activiteiten, zoals bepaald in Art. 16, kunnen deze tijd niet compenseren. Deze vergaderingen en activiteiten maken deel uit van de normale werking van de school.

Art.53Een personeelslid van het onderwijzend personeel kan worden ingezet voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap.

Art.54De schoolvakanties zijn vakantiedagen voor het onderwijzend personeel.

Art.55In functie van de goede werking van de school kan echter op hen maximum

3 dagen een beroep worden gedaan binnen de lijst van opdrachten bepaald na onderhandeling in het afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité, maar een ononderbroken vakantieperiode tussen 6 juli en 15 augustus moet gegarandeerd zijn.

Deze opdrachten worden billijk verdeeld tussen de personeelsleden en worden jaarlijks voor 1 december meegedeeld.

Art.56Een personeelslid moet de nodige voorbereidingen treffen om de lessen stipt te kunnen laten aanvangen.

Art.57De organisatie van extra-murosactiviteiten in opdracht, wordt geregeld door de directeur in overleg met de betrokken personeelsleden. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden wordt het tijdstip van deze activiteiten aan de personeelsleden meegedeeld voor eind september bij dienstorder.

Art.58De organisatie van extra-murosactiviteiten op initiatief van een of meerdere personeelsleden kan enkel mits voorafgaandelijk akkoord van de directeur.

Art.59Het personeelslid blijft tijdens de extra-murosactiviteiten verantwoordelijk voor het toezicht op de minderjarige leerlingen zowel tijdens de verplaatsing als tijdens de activiteit zelf.

 

2.5Stafmedewerker-scholengemeenschap

Art.60De stafmedewerker-scholengemeenschap krijgt een administratieve standplaats toegewezen in een school behorend tot de scholengemeenschap.

Art.61De stafmedewerker-scholengemeenschap draagt actief bij tot het verhogen van het beleidsvoerend vermogen van de scholengemeenschap.

Art.62De stafmedewerker-scholengemeenschap kan ingezet worden voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap.

Art.63De prestaties van de stafmedewerker-scholengemeenschap worden vastgelegd volgens de afspraken van de scholengemeenschap (o.a. beschikbaarheid, overleg, …).

Art.64De wekelijkse opdracht van de stafmedewerker-scholengemeenschap die voltijds fungeert bedraagt 36 klokuren.

Art.65De wekelijkse opdracht van de stafmedewerker-scholengemeenschap die deeltijds fungeert bedraagt een evenredig deel van 36 klokuren.

Art.66Voor de functie van stafmedewerker-scholengemeenschap geldt de vakantieregeling van het      onderliggend ambt.

Art.67In functie van de goede werking van de school kan echter op hem/haar maximum 3 dagen een beroep worden gedaan binnen de lijst van opdrachten bepaald na onderhandeling in het afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité. Maar een ononderbroken vakantieperiode tussen 6 juli en 15 augustus moet gegarandeerd zijn.

Deze opdrachten worden billijk verdeeld tussen de personeelsleden en worden jaarlijks voor 1 december meegedeeld.

 

2.6Kinderverzorger

Art.68De opdracht van de kinderverzorger bestaat uit het uitvoeren van verzorgende taken ten aanzien van jonge kleuters en dit ter ondersteuning van de kleuteronderwijzer(s).

Art.69De wekelijkse opdracht van een voltijdse kinderverzorger bedraagt 32 klokuren.

Art.70De wekelijkse opdracht van de kinderverzorger die deeltijds is tewerkgesteld, bedraagt ten hoogste een evenredig deel van de hierboven vermelde klokuren.

Art.71Bij het toezicht binnen de normale aanwezigheid van de leerlingen treedt de kinderverzorger samen met de kleuteronderwijzer op. Rekening houdend met de opdracht van de kinderverzorger, wordt een billijke verdeling uitgewerkt door de directeur.

Art.72Bij toezicht tijdens extra-murosactiviteiten treedt de kinderverzorger op samen met de kleuteronderwijzer.

Behoudens uitzonderlijke omstandigheden wordt het tijdstip van deze activiteiten meegedeeld bij dienstorder voor eind september.

Art.73Personeelsleden die buiten het individuele uurrooster verplicht aanwezig moeten zijn op relevante vergaderingen of andere activiteiten, kunnen deze tijd niet compenseren. Deze vergaderingen en activiteiten maken deel uit van de normale werking van de school.

Voor personeelsleden die tewerkgesteld zijn in verschillende scholen vindt een overleg plaats tussen de betrokken directies.

Art.74De schoolvakanties zijn vakantiedagen voor de kinderverzorgers.

Art.75In functie van de goede werking van de school kan echter op hen maximum 3 dagen een beroep worden gedaan binnen de lijst van opdrachten bepaald na onderhandeling in het afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité, maar een ononderbroken vakantieperiode tussen 6 juli en 15 augustus moet gegarandeerd zijn.

Deze opdrachten worden billijk verdeeld tussen de personeelsleden en worden jaarlijks voor 1 december meegedeeld.

Hoofdstuk 3Afwezigheden en verlof

 

3.1Individuele afwezigheden

Art.76Bij te laat komen moet het personeelslid zich vooraf aanmelden bij de directeur of in geval van zijn afwezigheid, op het secretariaat.

Art.77Bij vroegtijdig verlaten van de arbeidsplaats verwittigt het personeelslid onmiddellijk de directeur of in geval van zijn afwezigheid, het secretariaat, en motiveert hij zijn vertrek.

Art.78Bij afwezigheid, om welke reden dan ook, verwittigt het personeelslid zo spoedig mogelijk de directeur of in geval van zijn afwezigheid, het secretariaat, zo mogelijk vóór de aanvang van de opdracht en met vermelding van de reden en van de waarschijnlijke duur van de afwezigheid.

Art.79De directeur meldt elke onwettige afwezigheid van een personeelslid schriftelijk aan het college van burgemeester en schepenen. Het personeelslid ontvangt een kopie van dit schrijven.

Art.80Behoudens overmacht, overhandigt het personeelslid aan zijn vervanger het nodige om de continuïteit van de lessen te kunnen verzekeren.

 

3.2Ziekte

Art.81Bij afwezigheid wegens ziekte is het personeelslid gehouden de op hem/haar toepasselijke reglementering inzake ziekteverloven correct na te leven.

Art.82Ingeval van ziekte verwittigt (of laat verwittigen) het personeelslid de directeur telefonisch en het secretariaat telefonisch of per mail, en dit voor de aanvang van de opdracht.

Art.83Bij verlenging van het ziekteverlof verwittigt het personeelslid de directeur ten laatste op de vooravond van de dag waarop het lopende verlof verstrijkt.

Art.84Bij vervroegde terugkeer uit ziekteverlof verwittigt het personeelslid de directeur ten laatste op de vooravond van de dag waarop het personeelslid vervroegd terugkeert uit ziekteverlof.

Art.85Het schoolbestuur of de directeur kan vanaf een afwezigheid van één dag wegens ziekte een controleonderzoek aanvragen. Indien het initiatief uitgaat van de directeur, stelt hij het schoolbestuur hiervan op de hoogte. Het personeelslid moet zich aan het controleonderzoek onderwerpen. Het controleonderzoek omvat alle medische, gespecialiseerde, klinische en radiologische onderzoeken. Het controleonderzoek is kosteloos voor de werknemer.

De beroepsmogelijkheden voorzien in het Besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1993 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte zijn onverminderd van toepassing.

 

3.3Afwezigheids- en verlofstelsels

Art.86Het personeel kan genieten van een persoonlijk(e) verlof, afwezigheid, loopbaanonderbreking, zorgkrediet of dienstvrijstelling volgens de modaliteiten vastgelegd in de onderwijsreglementering;

Art.87Het college van burgemeester en schepenen kan ad hoc beslissen om aan personeelsleden een dienstvrijstelling toe te kennen. Dit wordt meegedeeld per dienstorder.

Hoofdstuk 4Meting van en controle op de arbeid

Art.88

§1De prestaties van het personeel worden vastgesteld aan de hand van de uur- en/of toezichtrooster.

§2De directeur waakt over het naleven van de prestaties zoals vastgelegd in de uur- en /of toezichtrooster. Hij doet dit op volgende wijze: controle van de individuele lessenroosters.

 

Hoofdstuk 5Betaling van het salaris

Art.89

§1Het Agentschap voor Onderwijsdiensten van het ministerie van Onderwijs en Vorming is verantwoordelijk voor de uitbetaling van het salaris, het wachtgeld en de toelagen. Deze worden rechtstreeks door het Agentschap voor Onderwijsdiensten uitbetaald na verloop van termijn, met name op de laatste werkdag van de maand. De betaling gebeurt bij overschrijving op de post- of bankrekening van het personeelslid.

§2Het vakantiegeld wordt betaald ten vroegste vanaf 1 mei en uiterlijk op 31 mei van het jaar van de vakantie.

§3De eindejaarstoelage wordt in eenmaal uitbetaald tijdens de maand december van het in aanmerking genomen jaar.

Art.90

§1De directeur van de school draagt er zorg voor dat de nodige gegevens om te komen tot de correcte uitbetaling van het salaris en/ of het wachtgeld tijdig naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten worden doorgezonden. De directeur zorgt ervoor dat elk personeelslid in kennis gesteld wordt van deze gegevens.

§2Het personeelslid ontvangt een afschrift van de omtrent zijn opdracht doorgezonden gegevens.

§3Het personeelslid draagt er zorg voor dat het de noodzakelijke documenten tijdig aan de directeur of zijn gemachtigde overhandigt.

§4Het schoolbestuur houdt hierbij rekening met de gebruiksvoorwaarden van WebEdison.

Art.91Het personeelslid kan de “schoollisting “met de salarisgegevens die het Agentschap voor Onderwijsdiensten doorstuurt naar de school, raadplegen op het secretariaat van de school voor wat de gegevens over het eigen salaris betreft. Het personeelslid kan het individueel dossier raadplegen via ‘Mijn onderwijs’.

Art.92Het schoolbestuur vergoedt de kosten van het woon-werkverkeer van het personeelslid volgens de reglementaire bepalingen terzake.

Art.93Het schoolbestuur vergoedt, volgens de reglementaire bepalingen terzake,de kosten indien een personeelslid in opdracht van het schoolbestuur tijdelijk onderwijs aan huis verstrekt

Art.94

§1Het personeelslid dat in opdracht van het schoolbestuur een occasionele dienstverplaatsing maakt met de eigen wagen, moto of bromfiets krijgt een kilometervergoeding gelijk aan het bedrag dat jaarlijks bepaald wordt voor de federale ambtenaren.

§2Het schoolbestuur vergoedt de verplaatsingskosten als personeelsleden in opdracht van het schoolbestuur activiteiten buiten de gebruikelijke werkplaats bijwonen en daarvoor gebruik maken van het openbaar vervoer. De verplaatsingen per trein worden terugbetaald aan het tarief van een standaardbiljet 2de klas.

 

Hoofdstuk 6Leerlingentoezicht

Art.95Het personeelslid mag leerlingen die onder zijn toezicht staan, geen opdrachten geven die los staan van de lesactiviteit en waarvoor de leerling zich buiten de school moet begeven.

Art.96Het personeelslid mag aan de leerlingen geen toestemming geven om de school vroegtijdig te verlaten, ook niet tijdens lesonderbrekingen, tenzij de directeur hiermee instemt of per dienstorder andere richtlijnen worden meegedeeld hieromtrent. In voorkomend geval maakt het personeelslid de nodige afspraken met de ouders.

Art.97In geval van extra-murosactiviteiten leeft het personeelslid de bepalingen na die hierover beschreven staan in dit reglement. Het personeelslid maakt met de directeur en desgevallend de ouders afspraken inzake voldoende begeleiding van de minderjarige leerlingen, de bereikbaarheid van het personeelslid, de verplaatsing van en naar de activiteit.

Art.98Het personeelslid dat zijn taak wegens dringende redenen moet onderbreken, zorgt ervoor dat de leerlingen niet zonder toezicht blijven en verwittigt de directeur.

Art.99Wanneer zich een ongeval of een ernstig feit voordoet met een leerling, verwittigt het personeelslid dat met het toezicht belast is, zo spoedig mogelijk de directeur.

De directeur neemt onmiddellijk alle nodige maatregelen en verwittigt desgevallend de ouders van de betrokken leerling. Bij afwezigheid van de directeur laat het personeelslid niet na zelf de nodige maatregelen te nemen. De directeur heeft de verantwoordelijkheid het college van burgemeester en schepenen van het ongeval of ernstig feit in kennis te stellen.

 

Hoofdstuk 7Functiebeschrijvingen en evaluatie

Art.100

§1De rechten en plichten van personeelsleden in het kader van functiebeschrijvingen, functioneringsgesprekken en evaluaties zijn beschreven in:

­hoofdstuk Vbis en Vter van het Decreet Rechtspositie;

­en in de algemene afspraken (‘evaluatiereglement’) die het schoolbestuur na onderhandeling in het OCSG/ABOC heeft vastgelegd. Dit ‘evaluatiereglement’ is opgenomen in bijlage en maakt integraal deel uit van het arbeidsreglement. Elk personeelslid ontvangt er een kopie van.

§2Het personeelslid waarvoor een geïndividualiseerde functiebeschrijving is opgesteld, voert zijn opdrachten en taken uit zoals beschreven in zijn geïndividualiseerde functiebeschrijving en met naleving van de concrete afspraken die gemaakt zijn naar aanleiding van het functioneringsgesprek en/of het evaluatiegesprek.

§3Het evaluatiedossier met de geïndividualiseerde functiebeschrijving per ambt, de verslagen van de functioneringsgesprekken, de verslagen van andere acties in verband met coaching en de evaluatieverslagen worden in de school bewaard door de directeur (eerste evaluator), het evaluatiedossier van de directeur wordt bewaard door de algemeen directeur. Ook de eventuele schriftelijke opmerkingen van het personeelslid bij deze verslagen, maken hiervan deel uit. De directeur/algemeen directeur is gehouden door het ambtsgeheim.

 

Hoofdstuk 8Ontslagregeling

8.1Opzeggingstermijnen

Art.101De opzeggingstermijnen voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden in een wervingsambt die nog geen rechten hebben voor een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur zijn vastgelegd in de artikelen 21, 24 tot en met 29 en in de artikelen 60 en 61 van het Decreet Rechtspositie.

Art.102De opzeggingstermijnen voor de tijdelijk aangestelde personeelsleden met recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur zijn vastgelegd in de artikelen 21, 60 tot en met 62bis en 64 van het Decreet Rechtspositie.

Art.103De opzeggingstermijnen voor de vast benoemde personeelsleden in een wervingsambt zijn vastgelegd in de artikelen 60 tot en met 62bis en 64 van het Decreet Rechtspositie.

Art.104De opzeggingstermijnen voor een tijdelijk aangestelde directeur zijn vastgelegd in artikel 42 van het Decreet Rechtspositie.

Art.105De opzeggingstermijnen voor een vast benoemde directeur zijn vastgelegd in de artikelen 43ter, 60 tot en met 62bis en 64 van het Decreet Rechtspositie.

 

8.2Dringende redenen

Art.106Volgende ernstige tekortkomingen maken het voortduren van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur onmiddellijk en definitief onmogelijk, onder voorbehoud van de beoordelingsbevoegdheid van de Kamer van Beroep, en zonder dat deze lijst limitatief is:

­herhaalde niet-naleving van de strikte uurregeling,

­ongewettigde afwezigheid,

­opzettelijke wanprestatie,

­beledigingen of verwijten,

­druggebruik, alcoholintoxicatie en dronkenschap tijdens de diensturen,

­diefstal,

­geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag,

­bedrog,

­weigering om toevertrouwde taken en opdrachten uit te voeren,

­elk feit dat tegenstrijdig is met de goede zeden,

­overtreden van veiligheidsvoorschriften,

­opzettelijk schade toebrengen aan het gemeentebestuur, de school of de infrastructuur van de school, met inbegrip van het bewust binnenbrengen of verspreiden van een virus op de informaticaserver of elke poging om de veiligheidssystemen van de informatica te schenden,

­het kraken of kopiëren van websites;

­overbrengen aan derden van gegevens die beschermd zijn door ambtsgeheim,

­het regelmatig bezoeken of verspreiden, op om het even welke manier, van beelden of teksten met een racistisch of pornografisch karakter binnen de gemeentelijke inrichtingen, met inbegrip van de informaticaserver;

­het verspreiden van lasterlijke feiten;

Art.107De beroepsprocedure tegen het ontslag om dringende redenen is vastgelegd in artikel 25 (wervingsambten) en artikel 42, §6 (bevorderingsambten) van het Decreet Rechtspositie en in artikel 8bis van het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.

 

Hoofdstuk 9Orde- en tuchtregeling

Art.108Preventieve schorsing

§1 In het geval dat een vast benoemd personeelslid, een personeelslid tijdelijk aangesteld van doorlopende duur of een in de school gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid moet worden verwijderd in het belang van de dienst, spreekt het schoolbestuur een preventieve schorsing uit. Preventieve schorsing is enkel mogelijk tijdens de behandeling van een tuchtvordering of strafrechtelijke vervolging, indien het belang van de dienst zulks vereist.

§2 In het geval het schoolbestuur een ontslag om dringende redenen uitspreekt, wordt het betreffende tijdelijke personeelslid met onmiddellijke ingang preventief geschorst bij hoogdringendheid.

§3 Wanneer het personeelslid strafrechtelijk vervolgd wordt of wanneer het personeelslid tuchtrechtelijk vervolgd wordt wegens een ernstig vergrijp waarbij het personeelslid op heterdaad betrapt is of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn, kan het schoolbestuur beslissen om aan de preventieve schorsing een inhouding van salaris te koppelen conform artikel 67 van het Decreet Rechtspositie.

Art.109Een vast benoemd personeelslid, een personeelslid tijdelijk aangesteld van doorlopende duur of een in de school gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid wordt op verslag van de algemeen directeur door het schoolbestuur onderworpen aan een tuchtonderzoek met een eventuele tuchtsanctie tot gevolg indien het handelt in strijd met de bepalingen inzake rechten en plichten van het personeel zoals voorzien in het Decreet Rechtspositie, het gemeentedecreet/de gemeentewet en dit arbeidsreglement.

Art.110De mogelijke tuchtstraffen zijn vastgelegd in de artikelen 64 tot en met 66 van het Decreet Rechtspositie.

Art.111Het orgaan dat bevoegd is om een (voorstel tot) tuchtstraf uit te spreken (bepaald in artikel 68 van het Decreet Rechtspositie) oordeelt autonoom over de zwaarte van de (voorgestelde) tuchtstraf. Het respecteert hierbij de motiveringsplicht van bestuurshandelingen in openbare dienst.

Art.112De beroepsprocedure tegen de preventieve schorsing en deze tuchtstraffen is vastgelegd in de artikelen 67bis en 72 van het Decreet Rechtspositie en de artikelen 13 tot en met 19 van het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.             

 

Hoofdstuk 10Personeelsdossier

Art.113Het schoolbestuur is houder van een bestand van persoonsgegevens. De verzamelde gegevens worden gebruikt om een personeelsbestand aan te leggen.

Art.114Het dossier van het personeelslid omvat een administratief dossier en desgevallend een tuchtdossier.

Art.115Het schoolbestuur of de personen die door het schoolbestuur zijn belast met het houden van het dossier en iedere andere persoon die het betreffende dossier mag inkijken, zijn gehouden door het ambtsgeheim.

Art.116Het personeelslid kan in overleg met de directie kennisnemen van de inhoud van zijn dossier en kan een aanpassing vragen van eventuele fouten.

Het personeelslid kan zich hierbij door een raadsman of vakbondsafgevaardigde laten bijstaan of vertegenwoordigen. De documenten moeten ter plaatse blijven. Op eenvoudig verzoek heeft het personeelslid recht op een afschrift, eventueel tegen kostprijs.

 

10.1Administratief dossier

Art.117Het administratief dossier bestaat uit de documenten (beslissingen, brieven, stukken,...) betreffende de loopbaan die door het ministerie van Onderwijs en Vorming of in het kader van de sociale wetgeving kunnen worden opgevraagd aangaande de indiensttreding, de opdrachtwijziging, de vaststelling van opdracht, de uitdiensttreding, de dienstonderbrekingen, de cumulatie en het pensioen.

Art.118Het personeelslid verschaft het schoolsecretariaat alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor inschrijving in of wijziging aan het administratief dossier.

Art.119Het schoolbestuur, de directeur en het personeelslid voegen steeds alle relevante stukken toe aan het administratief dossier.

Art.120Het personeelslid deelt aan het schoolbestuur en het schoolsecretariaat schriftelijk elke wijziging mee in zijn persoonlijke toestand die verband houdt met de aanstellingsbeslissing of met de bezoldigingsregeling, inzonderheid wijzigingen in de burgerlijke staat, de nationaliteit, de bekwaamheidsbewijzen, de samenstelling van het gezin, de woonplaats, de cumulaties en het bezit van burgerlijke en politieke rechten. Deze inlichtingen moeten vooraf of uiterlijk zeven kalenderdagen na het intreden van de wijzigingen meegedeeld worden en zo spoedig mogelijk gestaafd worden met de vereiste officiële documenten. Een kopie van deze officiële documenten wordt bewaard in het administratief dossier.

Art.121Wanneer de dossiers die bestemd zijn voor het ministerie van Onderwijs en Vorming voorzien in een afschrift voor het personeelslid, wordt dit afschrift hem/haar onverwijld bezorgd.

 

10.2Tuchtdossier

Art.122Het tuchtdossier omvat de stukken die worden opgesteld en verzameld met het oog op de toepassing van de tuchtregeling.

Art.123Zo nodig kunnen bepaalde stukken uit het administratief dossier en/of het evaluatiedossier (zie hoofdstuk 7) overgebracht worden naar het tuchtdossier.

Art.124De stukken worden genummerd en in chronologische volgorde gerangschikt. Er wordt een inventaris toegevoegd. Het schoolbestuur legt aan het personeelslid elk stuk dat in zijn tuchtdossier wordt opgenomen, voor ondertekening ter kennisneming voor.

Art.125De doorgehaalde tuchtstraffen worden na de decretaal voorziene termijn definitief uit het tuchtdossier verwijderd.

 

Hoofdstuk 11Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personeelsleden

11.1Algemeen

Art.126§1 Het personeelslid komt de verplichtingen na die hem/haar zijn opgelegd door wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, reglementen, dienstorders en schoolwerkplan.

§2 De deontologische code voor het gemeentepersoneel is integraal op de personeelsleden van toepassing.

Art.127Alle berichten die het personeelslid aanbelangen, worden hem/haar bij dienstorder medegedeeld. Het personeelslid viseert de schriftelijke dienstorders ter kennisneming. Deze dienstorders zijn nadien te raadplegen op het schoolsecretariaat.

De berichtgeving over de vacantverklaring van de betrekkingen in het kader van de vaste benoeming gebeurt op volgende wijze: aanschrijven vanuit de gemeente tussen de wettelijk bepaalde data.

Alle personeelsleden van de scholengemeenschap worden op de hoogte gebracht van deze vacantverklaring.

 

11.2Ten aanzien van het schoolbestuur, de directeur en het personeelsteam

Art.128Het personeelslid erkent het gezag van het schoolbestuur, van zijn afgevaardigden en van de directeur van de school. Het personeelslid is gehoorzaamheid en respect verplicht aan deze instantie/personen.

Art.129De directeur en de personeelsleden moeten zich loyaal opstellen ten opzichte van de school en het bestuur in aanwezigheid van elkaar, leerlingen, ouders of derden.

Art.130Het personeelslid mag de gemeenteraadsleden niet belemmeren om de onderwijsinstelling te bezoeken overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de gemeente. Gemeenteraadsleden hebben niet het recht om bij deze gelegenheid opmerkingen te maken aan het personeelslid, opdrachten of onderrichtingen te geven of leerlingen te ondervragen.

Art.131Het personeelslid mag de gemeenteraadsleden niet verhinderen om inzage te krijgen van elke akte en elk stuk betreffende het bestuur van de onderwijsinstelling (ongeacht de drager), overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de gemeente.

Art.132Het personeelslid staat onder toezicht van de directeur en moet handelen volgens de instructies en opdrachten die hij van de directeur ontvangt. Het personeelslid mag niet verhinderen dat de directeur de klassen bezoekt zo dikwijls als hij nodig acht.

Art.133De directeur is door het schoolbestuur belast met de leiding over de school, met de uitvoering van de beslissingen van de gemeentelijke overheden en met de toepassing van de wets- en reglementaire bepalingen en de dienstorders met betrekking tot de school. Hij is ook bevoegd om de kwaliteit van de geleverde prestaties te controleren. Dit houdt ook de bevoegdheid in om de aan- en afwezigheden te controleren, de taken te verdelen, orde en tucht te handhaven.

Art.134Bij afwezigheid van de directeur wordt zijn opdracht waargenomen door een personeelslid dat door het schoolbestuur als verantwoordelijke wordt aangeduid.

Bij afwezigheid wegens ziekte is de directeur gehouden de op hem/haar toepasselijke reglementering inzake ziekteverloven correct na te leven. Bij verlenging van het ziekteverlof verwittigt hij/zij het schoolbestuur op de vooravond van de dag waarop het lopende verlof verstrijkt. Bij vrijwillig vervroegd hervatten, verwittigt hij/zij het schoolbestuur op de vooravond van de dag waarop hij/zij terugkeert.

In geval van afwezigheid wegens ziekte of het opnemen van een reglementair verlof door de directeur wordt hij vervangen door een persoon die door het schoolbestuur tijdelijk aangesteld wordt in het ambt van directeur.

Art.135Het schoolbestuur kan na overleg en rekening houdend met de bepalingen van de gemeentewet/het gemeentedecreet bepaalde taken en verantwoordelijkheden delegeren aan de directeur. Het schoolbestuur steunt de directeur in zijn gezag.

Art.136De directeur moet tegenover de personeelsleden de nodige objectiviteit, respect en redelijkheid aan de dag leggen.             

Art.137Het personeelslid richt zich in principe via de directeur tot het schoolbestuur, die zo nodig zijn advies aan de vraag of het voorstel van het personeelslid toevoegt. De directeur bezorgt deze vraag of dit voorstel aan het schoolbestuur binnen zeven kalenderdagen, de schoolvakanties uitgezonderd, na ontvangst van de vraag of het voorstel.

Art.138Het schoolbestuur en de directeur steunen het gezag van het personeel ten aanzien van de leerlingen en hun ouders.

Art.139Het schoolbestuur en de directeur van de school laten ruimte voor de eigen persoonlijkheid van elk personeelslid, in zoverre deze de realisatie van het pedagogisch project, het schoolwerkplan en het goed functioneren van de school niet in de weg staat.

Art.140De directeur meldt elke door hem vastgestelde overtreding van dit reglement schriftelijk aan het college van burgemeester en schepenen. Het personeelslid ontvangt een kopie van dit schrijven.

 

11.3Ten aanzien van ouders, leerlingen en derden

Art.141Het personeelslid moet zich in zijn dienstrelaties en in de omgang met de leerlingen, de ouders van de leerlingen en het publiek op een correcte wijze gedragen. Het personeelslid moet alles vermijden wat het vertrouwen van het publiek kan schaden of afbreuk kan doen aan de eer of de waardigheid van zijn functie in het onderwijs.

Art.142Het personeelslid verleent aan de leerlingen/ ouders de nodige informatie, openheid en samenwerking.

Art.143Het personeelslid respecteert in zijn omgang met de leerlingen de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.

Art.144Het personeelslid is mede verantwoordelijk voor de pedagogische kwaliteit van de school.

Art.145Het personeelslid geeft blijk van een individuele bekommernis voor alle leerlingen en doet in hun belang aanbevelingen in de klassenraden of rechtstreeks aan de directeur. Het personeelslid moedigt de persoonlijke en collectieve inspanningen van de leerlingen aan en zet zich in voor het welzijn van alle leerlingen en werkt hieraan binnen het zorgbeleid.

Art.146De relaties met de ouders zijn gegrondvest op het wederzijds en gezamenlijk nastreven van het ontwikkelings- en opvoedingswelzijn van de leerling.

Art.147De directeur zorgt voor de nodige informatiekanalen (schoolagenda, rapport, ...) en zorgt er ook voor dat oudercontacten worden georganiseerd waarop ouders en personeelsleden elkaar op geregelde tijdstippen kunnen ontmoeten.

 

Art.148Het personeelslid mag geen onregelmatig ingeschreven leerlingen aanvaarden, tenzij mits uitdrukkelijke goedkeuring van de directeur.

Art.149Het personeelslid laat in de gebouwen van de school geen personen toe die vreemd zijn aan de school zonder de toestemming van de directeur.

Art.150Het personeelslid doet geen beroep op externen (gastsprekers, ouders...) zonder toestemming van de directeur.

Art.151De directeur stelt het schoolbestuur in kennis van een ongeval of ernstig feit binnen de school.

 

11.4Ten aanzien van de inspectie, verificatie en de pedagogische begeleidingsdienst

Art.152Het personeelslid werkt constructief mee aan de externe controles voorzien door het Ministerie van onderwijs en vorming en andere overheidsinstellingen. Het personeelslid maakt controle mogelijk en verleent zijn medewerking aan de opgelegde acties of onderzoeksverrichtingen.

 

Art.153De directeur agendeert na een doorlichting het doorlichtingsverslag binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst en bespreekt het integraal op een personeelsvergadering. Het doorlichtingsverslag ligt ter inzage op het bureel van de directeur.

Art.154Het personeelslid streeft ernaar om tekortkomingen, vastgesteld bij externe controles, weg te werken.

Art.155Het personeelslid aanvaardt de bevoegdheid van de pedagogische begeleiders en andere personen waarop het schoolbestuur een beroep doet, voor zover hun optreden conform is met hun opdracht. In geval van een conflict wordt dit voorgelegd aan de directeur en/of het schoolbestuur.

 

Hoofdstuk 12Specifieke verplichtingen

12.1Ambtsgeheim, discretieplicht, privacy en informatieveiligheid

Art.156Er worden geen persoonsgegevens verzameld of opgeslagen in welke vorm ook, of op enige andere wijze verwerkt, zonder dat het schoolbestuur zijn gemotiveerde toestemming heeft gegeven. Elke betwisting wordt aan het schoolbestuur voorgelegd.

De functionaris gegevensbescherming van het schoolbestuur (zie bijlage 4) ziet toe op de naleving van de regelgeving inzake privacy en gegevensbescherming. Hij/zij rapporteert bij het schoolbestuur. Hij/zij informeert en adviseert de personeelsleden over hun verplichtingen als gegevensverwerker. Binnen de school is er een aanspreekpunt informatieveiligheid dat in contact staat met de functionaris gegevensbescherming van het schoolbestuur en betrokken wordt in het informatieveiligheidsbeleid van het schoolbestuur (wat onderwijs betreft).

Art.157Het personeelslid dat uit hoofde van zijn taak toegang heeft tot persoonsgegevens, hetzij van personeelsleden, hetzij van leerlingen, ziet erop toe dat deze gegevens worden bijgewerkt en dat onjuiste, onvolledige of niet terzake dienende gegevens worden verbeterd of verwijderd.

Het personeelslid respecteert de genomen beschermings- en beveiligingsmaatregelen zowel op organisatorisch als technisch vlak ter bescherming van de persoonsgegevens zoals het beleid inzake toegangsrechten en paswoorden.

Het personeelslid zorgt ervoor dat de toegang tot de verwerking beperkt blijft tot personen die uit hoofde van hun taak of voor de behoeften van de dienst rechtstreeks toegang hebben tot de geregistreerde informatie. Het personeelslid zorgt ervoor dat de persoonsgegevens alleen worden meegedeeld aan de personen die wettelijk gerechtigd zijn toegang te hebben.

Art.158Het is het personeelslid verboden feiten bekend te maken die het kent uit hoofde van zijn ambt of die hem zijn toevertrouwd, uitgezonderd de feiten die het personeelslid om deontologische of wettelijke redenen kan of moet melden aan het CLB, een externe begeleider, een vertrouwensarts, het jeugdbeschermingscomité of de gerechtelijke instanties.

Art.159Het is verboden om privacygegevens van leerlingen en/of personeelsleden kenbaar te maken en/of door te geven aan derden, tenzij voor de toepassing van een wettelijke of reglementaire bepaling.

Het personeelslid dat kennis neemt van een datalek, zoals een identiteitsdiefstal of schending van een geheimhoudingsplicht, meldt dit onmiddellijk aan het aanspreekpunt informatieveiligheid binnen de school (zie bijlage 4).

 

Art.160 Besluiten en adviezen die via de klassenraad en /of multidisciplinair overleg (MDO) genomen zijn, worden meegedeeld aan ouders. De personeelsleden rapporteren hierover aan ouders conform deze besluiten en adviezen.

Art.161De school kan foto’s waar personeelsleden herkenbaar en centraal op afgebeeld zijn, slechts publiceren na ondubbelzinnige toestemming van het personeelslid. Het personeelslid ondertekent hiervoor het document toestemming digitaal beeldmateriaal. Het personeelslid is op de hoogte dat hij/zij deze toestemming altijd kan inzien, intrekken of wijzigen.

Art.162Het personeelslid heeft de privacyverklaring van het schoolbestuur gelezen en kent zijn rechten en plichten op het vlak van informatieveiligheid en privacy.

 

12.2Zorgvuldig bestuur

Art.163Het personeelslid mag geen giften, geschenken, beloningen of andere voordelen die zijn integriteit kunnen aantasten, vragen, eisen of aannemen.

Art.164Het personeelslid mag zijn gezag niet aanwenden voor politieke of commerciële doeleinden.

Art.165Het personeelslid geeft blijk van respect voor de religieuze, filosofische of politieke overtuiging van de leerlingen en hun ouders.

Art.166De verkoop van goederen is slechts mogelijk mits schriftelijke goedkeuring door het schoolbestuur.

Art.167Mededelingen waarvan derden vragen ze te verspreiden onder of via de leerlingen worden alleen verdeeld met toestemming van de directeur, zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan het syndicaal statuut. De mededelingen mogen niet in strijd zijn met de bepalingen opgenomen in het schoolreglement. De directeur wint indien nodig het advies in van het college van burgemeester en schepenen.

Art.168Geldinzamelingen zijn slechts toegestaan indien ze in overeenstemming zijn met de bepalingen van de bijdrageregelingen, voorzien in het schoolreglement.

 

12.3Initiatieven van personeelsleden

Art.169Alle teksten die het personeelslid wil verspreiden in de school, moeten vooraf ter goedkeuring aan de directeur worden voorgelegd.

Art.170Een geldomhaling in de school door het personeelslid kan slechts gebeuren na schriftelijke goedkeuring van de directeur.

Art.171

§1Het personeelslid mag geen machines, toestellen, grondstoffen en dienstvoertuigen van de school gebruiken voor privédoeleinden, behalve mits uitdrukkelijke toestemming van het college van burgemeester en schepenen.

§2Het personeelslid mag geen persoonlijke machines of toestellen gebruiken in de school, behoudens uitdrukkelijke toestemming van de directeur.

 

12.4Verzekering

Art.172Het schoolbestuur onderschrijft een verzekeringspolis burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand voor haar personeelsleden en dit volgens de normale gangbare voorwaarden van dergelijke verzekeringspolis.

Hierdoor is het personeelslid in het kader van de uitoefening van zijn opdracht verzekerd als zijn professionele burgerlijke aansprakelijkheid, op basis van de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, in het gedrang komt. Als het personeelslid zelf, ten laste van een derde die niet het schoolbestuur is of een van haar leden, een vordering tot schadevergoeding instelt voor fysieke of materiële schade of de daaruit voortvloeiende morele schade opgelopen in of ten gevolge van de uitoefening van zijn ambt, dan staat het schoolbestuur in voor de juridische bijstand.

Op eenvoudig verzoek kan het personeelslid de polis inkijken.

Het schoolbestuur neemt de kosten die normaal voortvloeien uit deze verplichtingen, voor zijn rekening.

Art.173Het personeelslid laat zijn persoonlijke bezittingen niet onbeheerd achter.

Art.174 Het schoolbestuur is niet verantwoordelijk voor gebeurlijke diefstallen.

 

12.5Schoolreglement

Art.175Het personeelslid doet, binnen zijn verantwoordelijkheid, het schoolreglement door de leerlingen naleven en zorgt voor orde en tucht op een manier die verenigbaar is met de menselijke waardigheid.

Art.176Het personeelslid beoordeelt objectief de laakbare daden of houdingen van de leerlingen. Sancties worden opgelegd conform het schoolreglement en moeten pedagogisch verantwoord zijn.

Art.177Het personeelslid verwittigt de directeur ingeval van ernstige inbreuken op het schoolreglement die hij/zij vaststelt bij de leerlingen en hun ouders.

 

12.6Gebruik van communicatie- en informaticatoepassingen

 

Art.178Het personeelslid kan gebruik maken van alle communicatie- en informaticatoepassingen van de school voor zover dit nodig is voor de goede uitoefening van zijn/haar taak.

Art.179

§1Het personeelslid maakt van deze toepassingen gebruik overeenkomstig de richtlijnen van het schoolbestuur.

§2Deze richtlijnen worden meegedeeld bij dienstorder en bevatten de controlemaatregelen en de gevolgen die verbonden zijn aan de overtredingen

 

12.7Bestellingen, andere extra onkosten en schoolfinanciën

Art.180De keuze en de aankoop van leerboeken, cursussen, didactisch materiaal, speelgoed en andere arbeidsmiddelen gebeuren door het schoolbestuur op voorstel van de directie, na overleg met het betrokken personeelslid en in voorkomend geval in overeenstemming met de toepasselijke reglementering en/of op advies van de preventieadviseur.

 

Art.181Het personeelslid dat een bestelling of andere extra onkosten wenselijk acht, legt een aanvraag voor aan de directeur. De eventuele bestelling of terugbetaling van extra onkosten gebeurt overeenkomstig de interne richtlijnen en betreffende regelgeving. De middelen waarvoor het schoolbestuur de kosten draagt, blijven uiteraard eigendom van het schoolbestuur.

Art.182De financieel directeur is verantwoordelijk voor de girale inning van de gelden die door de ouders worden betaald. De algemeen directeur of zijn gemachtigde is verantwoordelijk voor de chartale inning van de gelden die door de ouders worden betaald. De directeur of een ander personeelslid kan, onder de voorwaarden bepaald door de gemeenteraad, worden belast om geringe dagontvangsten te innen. Het interne controlesysteem van het schoolbestuur bepaalt de controlemodaliteiten.

 

Hoofdstuk 13Auteurswet

Art.183Het personeelslid respecteert te allen tijde de geldende auteursrechten, naburige rechten en reprografierechten.

 

13.1Auteursrechten (werken)

Art.184

§1Voor het publiek gebruik van beschermde werken moet een vergoeding worden betaald aan de beheersvennootschap van de rechten.

§2De aanvraag voor het gebruik gebeurt via het schoolbestuur of na delegatie door de directeur.

De betaling gebeurt via het schoolbestuur.

§3Er is geen vergoeding verschuldigd voor het gebruik in het kader van de kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten.

Art.185

§1. Bij alle werken die de leerlingen maken, worden zij als auteur beschouwd. Het personeelslid kan hierop geen enkele afbreuk doen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de leerling.

§2. De leerlingen worden uitgenodigd om alle werken die in de loop van het schooljaar op de school werden gemaakt, vrij ter beschikking te stellen van de school.

Deze werken kunnen enkel worden gebruikt voor didactisch-pedagogische doeleinden (voorbeeldfunctie) of activiteiten die de school naar buiten uit moeten vertegenwoordigen (tentoonstellingen, opendeurdagen, drukwerk...).

 

13.2Naburige rechten (prestaties)

Art.186

§1Voor het publiek gebruik van opgenomen muziekuitvoeringen moet een billijke vergoeding worden betaald aan de beheersvennootschap van de rechten belast met de inning van de billijke vergoeding.

§2Er is geen vergoeding verschuldigd voor het gebruik in het kader van de kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten (bv. muziek die wordt gebruikt tijdens de lessen).

§3De billijke vergoeding is niet van toepassing op muziek die wordt gebruikt als begeleiding van een optreden van leerlingen bij schoolvoorstellingen. Bij dit gebruik van muziek is het exclusief recht van toepassing, dat wil zeggen dat de uitdrukkelijke toestemming vereist is van de auteur, de artiest en de producent.

§4De aanvraag voor het gebruik gebeurt via het schoolbestuur of na delegatie door de directeur.

De betaling gebeurt via het schoolbestuur.

 

13.3Reprografierechten (werken, databanken en prestaties)

Art.187

§1Het personeelslid mag werken, databanken en prestaties kopiëren en meedelen voor onderwijsdoeleinden en leeft hierbij de richtlijnen van de desbetreffende dienstorders na.

§2    Bij het kopiëren van volledige boeken, liedjesteksten, audiovisuele werken en elektronische bestanden is de uitdrukkelijke toelating van de auteur of een andere rechthebbende vereist. Hiertoe moet het personeelslid een toelating vragen via de inrichtende macht of na delegatie via de directeur.

§3    Het personeelslid mag de vermelde werken, databanken en prestaties enkel reproduceren, voor zover dit verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de uitgave van het oorspronkelijke werk.

Het personeelslid mag de vermelde werken, databanken en prestaties enkel meedelen, voor zover dit verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, beveiligd wordt door passende maatregelen en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk.

§4    Voor het kopiëren van volledige partituren is altijd de toestemming vereist van de auteur, zijn uitgever of een andere rechthebbende.

 

13.4Overdracht van vermogensrechten

Art. 186 bis

§1Het personeelslid dat in uitvoering van zijn aanstelling werken tot stand brengt die vallen binnen het toepassingsgebied van zijn ambt of opdracht, behoudt alle morele rechten op die werken en draagt zijn vermogensrechten over aan de inrichtende macht.

§2De vermogensrechten worden zonder specifieke vergoeding overgedragen, in hun meest volledige wettelijke omvang, voor alle gekende exploitatievormen en voor de volledige beschermingsduur van de werken.

§3De inrichtende macht kan deze werken vrij naar eigen inzichten exploiteren en is niet verplicht tot exploitatie over te gaan.

§4Indien het werk in de toekomst geëxploiteerd wordt volgens exploitatievormen die momenteel onbekend zijn, zal het winstaandeel van het personeelslid gelijk zijn aan het winstaandeel dat volgens de marktvoorwaarden die gelden op het ogenblik van exploitatie, toegekend wordt aan auteurs die hun werk volgens dezelfde exploitatievormen in het gewone commerciële circuit uitgeven.

 

Hoofdstuk 14Veiligheid, gezondheid en welzijn

 

14.1Algemeen

Art.188Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de personeelsleden en stagiairs in de school en werkt hiervoor een beleid uit.

Art.189Het schoolbestuur heeft (of richt op) een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk met ten minste één preventieadviseur.

De naam/namen van de leden van de gemeentelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk is (zijn) opgenomen in bijlage 2 bij dit arbeidsreglement.

Art.190Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het uitwerken van een dynamisch risicobeheersingssysteem in samenwerking met de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk en de leden van de hiërarchische lijn. Het personeelslid volgt de richtlijnen op die hieruit voortvloeien.

Art.191De directeur houdt, als lid van de hiërarchische lijn en in overleg met de gemeentelijke interne dienst voor preventie en bescherming, toezicht op de toepassing van het beleid en reglementering inzake veiligheid, gezondheid en welzijn in de school.

Art.192Het personeelslid draagt naar best vermogen zorg voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van anderen. Daartoe moet het op de juiste wijze gebruik maken van arbeidsmiddelen en veiligheidsvoorzieningen, verwittigt het de directeur onmiddellijk van elke situatie die een gevaar kan betekenen en verleent het bijstand aan het schoolbestuur, de directeur en de gemeentelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Art.193Het personeelslid neemt deel aan de vormingen die het schoolbestuur organiseert over de risico’s en preventiemaatregelen die van toepassing zijn in de school.

Art.194Het schoolbestuur is aangesloten bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

De contactmogelijkheden van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en de namen van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en van de preventieadviseur psychosociale aspecten zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit arbeidsreglement.

Art.195Het personeelslid aanvaardt de bevoegdheid van de leden van de gemeentelijke interne en externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, en van andere personen die van het schoolbestuur een opdracht hebben gekregen in het kader van de welzijnswet, de codex met uitvoeringsbesluiten en het ARAB (algemeen reglement voor arbeidsbescherming).

Art.196Het schoolbestuur duidt per vestigingsplaats een of meerdere hulpverleners aan. De namen van deze hulpverleners per vestigingsplaats en de plaats van het basismateriaal en de verbanddoos zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit arbeidsreglement.

Art.197Een personeelslid of leerling dat een letsel in dienstverband oploopt, kan zich wenden tot de hulpverlener inzake eerste hulp bij ongevallen.

 

14.2Gezondheid

Art.198Het personeelslid dat door het schoolbestuur als onderworpen  is opgegeven, is verplicht in te gaan op het verzoek zich te melden voor het gezondheidstoezicht.

Art.199Het personeelslid, of mits zijn toestemming de behandelende arts, mag rechtstreeks een spontane raadpleging bij de preventieadviseur - arbeidsgeneesheer aanvragen naar aanleiding van gezondheidsklachten toe te schrijven aan zijn arbeidssituatie.

Art.200Het personeelslid volgt de richtlijnen van het schoolbestuur

§1inzake het voeren van een gezondheidsbeleid op school.

§2Inzake het toedienen van medicatie: enkel op doktersvoorschrift.

Art.201Het personeelslid deelt elk gebruik van geneesmiddelen en elke wijziging in hun lichamelijke en/of geestelijke gezondheidstoestand onmiddellijk aan de directeur mee als die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van de leerlingen en/of derden.

Art.202De werkgever is verplicht de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer te verwittigen wanneer:

­een personeelslid klaagt over ongemakken of tekenen van aandoening die kunnen worden toegeschreven aan zijn arbeidsomstandigheden;

­de werkgever vaststelt dat de lichamelijke of geestelijke toestand van het personeelslid de risico’s verbonden aan de werkpost onmiskenbaar verhoogt.

Art.203Het personeelslid leeft de bij dienstorder meegedeelde verplichtingen van het schoolbestuur na, met betrekking tot het milieubeleid o.m. recyclage, zuinig energie-en waterverbruik, scheiding van afval, gebruik van giftige of gevaarlijke stoffen

 

14.3Genotsmiddelen

Art.204Binnen de volledige school, met inbegrip van zowel de gebouwen als de speelplaatsen en andere open ruimten is het verboden:

-te roken,

-alcohol te gebruiken,

-drugs en/of roesopwekkende middelen te gebruiken.

Sancties in geval van overtreding van het rookverbod kunnen zijn:

-mondelinge opmerking door de directeur/algemeen directeur

-schriftelijke neerslag van de overtreding opnemen in het personeelsdossier van het betrokken personeelslid

-schriftelijke melding van de overtreding(en) aan het schoolbestuur

-

Art.205Het rookverbod is eveneens van kracht buiten de openingsuren van de school en tijdens de vakantieperioden.

Art.206Het personeelslid mag zich niet aanbieden in de school indien hij onder invloed verkeert van alcohol, drugs of roesopwekkende middelen.

Art.207Het personeelslid moet handelen conform de richtlijnen van het schoolbestuur inzake drug- en alcoholbeleid. Deze richtlijnen worden meegedeeld bij dienstorder.

 

14.4Veiligheid

Art.208Het personeelslid neemt de nodige veiligheidsmaatregelen ter bescherming van de leerlingen bij activiteiten waaraan een gevaar of een risico verbonden is.

Art.209Het personeelslid leeft de richtlijnen van het schoolbestuur na in verband met de risico’s en preventiemaatregelen die van toepassing zijn in de school.

Art.210In geval van activiteiten buiten de schoolgebouwen moet het personeelslid dit voorafgaandelijk meedelen aan de directeur. In voorkomend geval worden afspraken gemaakt inzake voldoende begeleiding van de leerlingen, de bereikbaarheid van het personeelslid en de verplaatsing van en naar de activiteit.

Art.211Het personeelslid leeft de bepalingen in verband met brandveiligheid na en neemt deel aan alle initiatieven die het schoolbestuur neemt om het personeel vertrouwd te maken met evacuatie en het gebruik van blusmiddelen.

 

14.5Arbeidsongeval, ongeval op weg naar of van het werk

Art.212Het personeelslid dat slachtoffer is van elk arbeidsongeval of ongeval op weg naar en van het werk, al dan niet met arbeidsongeschiktheid tot gevolg, brengt onmiddellijk de directeur op de hoogte. Het personeelslid geeft een volledige beschrijving van de omstandigheden waarin het ongeval zich heeft voorgedaan.

Art.213Bij een ongeval op het werk kan het personeelslid zich wenden tot de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of tot een geneesheer naar keuze.

Art.214De naam van de arbeidsongevallenverzekeraar is opgenomen in bijlage 2 bij dit arbeidsreglement.

 

Hoofdstuk 15Bescherming psychosociale risico’s op het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk

15.1Algemeen

Art.215Begripsomschrijving

§1Psychosociale risico’s op het werk: de kans dat een of meerdere personeelsleden psychische schade ondervinden die al dan niet kan gepaard gaan met lichamelijke schade, ten gevolge van een blootstelling aan de elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk, waarop de werkgever impact heeft en die objectief een gevaar inhouden.

§2Geweld: elke feitelijkheid waarbij een werknemer of een andere persoon waarop dit hoofdstuk van toepassing is, psychisch of fysiek wordt bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk.

§3Pesterijen: meerdere gelijkaardige of uiteenlopende onrechtmatige gedragingen, buiten of binnen de onderneming of instelling, die plaats hebben gedurende een bepaalde tijd, die tot doel of gevolg hebben dat de persoonlijkheid, de waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een werknemer of een andere persoon waarop dit hoofdstuk van toepassing is bij de uitvoering van zijn werk wordt aangetast, dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht of dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd en die zich inzonderheid uiten in woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren of eenzijdige geschriften. Deze gedragingen kunnen inzonderheid verband houden met godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid, geslacht, ras of etnische afstamming. Elk gedrag waarmee men iemand belet zich te uiten, waardoor hij geïsoleerd wordt of in diskrediet gebracht wordt op zijn werk of bij zijn collega’s, wordt beschouwd als een gedrag dat typerend is voor pesterijen.

§4Ongewenst seksueel gedrag: elke vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast of een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd. Elk gedrag van seksuele aard wordt beschouwd als ongewenst seksueel gedrag indien het ongewenst, misplaatst en beledigend is voor de persoon die het ondergaat, indien het expliciet of impliciet gebruikt wordt als basis voor een beslissing die de rechten van een werknemer op het vlak van beroepsopleiding, tewerkstelling, behoud van de dienstbetrekking, promotie of salaris aantast, of voor enige andere beslissing met betrekking tot de tewerkstelling of indien het een klimaat van intimidatie, vijandigheid of vernedering ten aanzien van deze persoon creëert.

 

15.2Beginselverklaring geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag

Art.216Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk wordt niet getolereerd omdat het strijdig is met de rechten van de personeelsleden en met de eerbied voor hun menselijke waardigheid en omdat het een overtreding van de wet is.

Art.217Het personeelslid onthoudt zich van elke vorm van verbaal, niet-verbaal of lichamelijk gedrag, waarvan hij of zij weet of zou moeten weten dat het afbreuk doet aan de waardigheid van een persoon en een ontoelaatbare schending inhoudt van die waardigheid. Elk personeelslid onthoudt zich bijgevolg van elke daad van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.

Art.218De dader die vastgestelde inbreuken heeft gepleegd, wordt behandeld en gesanctioneerd overeenkomstig de bepalingen omtrent tucht (vast benoemde en TADD’er) en ontslag (gewone tijdelijke) zoals beschreven in het Decreet Rechtspositie.

Art.219Het personeelslid heeft een meldingsplicht, via de aangestelde personeelsleden, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat een leerling of een personeelslid slachtoffer is van grensoverschrijdend gedrag.

 

15.3Raadgeving en hulp

Art.220

§1Het schoolbestuur stelt een preventieadviseur psychosociale aspecten aan. Hij is bevoegd om de bij wet voorziene opdrachten te vervullen met betrekking tot de preventie van geweld, pesterijen en/of ongewenst seksueel gedrag op het werk. Zo werkt hij op aanvraag mee aan het opstellen van de algemene preventiemaatregelen en moet hij de met redenen omklede klachten die hij in ontvangst neemt, onderzoeken.

§2Het schoolbestuur kan ook een vertrouwenspersoon aanduiden binnen de school die binnen de informele procedure bevoegd is voor het ontvangen en opvolgen van klachten over grensoverschrijdend gedrag vanwege personeelsleden en/of leerlingen. De vertrouwenspersoon wordt aangesteld om volledig onafhankelijk op te treden als vertrouwenspersoon. Hij dient het slachtoffer op te vangen, te helpen, te steunen en bij te staan in het zoeken naar een oplossing.

§3De namen en contactmogelijkheden van de preventieadviseur psychosociale aspecten en desgevallend van de vertrouwenspersoon zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit arbeidsreglement.

 

15.4Procedure

Art.221Informele psychosociale interventie

§1Het personeelslid dat schade ondervindt ten gevolge van psychosociale risico’s op het werk en/of gerelateerd aan het werk, zoals geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag, kan een beroep doen op de procedure voor informele psychosociale interventie.

§2Het personeelslid richt zich tot de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten voor een eerste raadpleging. Dit eerste persoonlijk onderhoud moet plaatsvinden binnen een termijn van 10 kalenderdagen en moet in een document worden bevestigd, waarvan het personeelslid een kopie ontvangt.

§3De vertrouwenspersoon of preventieadviseur psychosociale aspecten zal naargelang de keuze van het personeelslid:

- actief luisteren en eventueel advies geven aan het personeelslid;

- een interventie bij een ander persoon uitvoeren;

- een bemiddeling tussen de partijen ondernemen, indien beide partijen hiermee instemmen.

§4De vertrouwenspersoon of preventieadviseur psychosociale aspecten neemt het type van interventie op in een gedateerd en ondertekend document waarvan het personeelslid een kopie ontvangt.

Art.222Formele interventie

§1Indien de bemiddeling of de informele interventie niet tot een resultaat leidt of onmogelijk blijkt, kan het personeelslid een verzoek tot formele interventie indienen. 

§2Binnen de termijn van 10 kalenderdagen moet de preventieadviseur psychosociale aspecten een verplicht persoonlijk onderhoud hebben met het personeelslid. Hij bevestigt in een document dat het verplicht persoonlijk onderhoud heeft plaats gevonden en overhandigt hiervan een kopie aan het personeelslid.

§3De preventieadviseur psychosociale aspecten kan het verzoek weigeren wanneer de situatie duidelijk geen psychosociale risico’s op het werk inhoudt.

§4De preventieadviseur psychosociale aspecten brengt het schoolbestuur op de hoogte van het verzoek met collectief karakter of het verzoek met individueel karakter.

§5Indien het een verzoek is met collectief karakter dient de werkgever op zoek te gaan naar een gepaste reactie. Uiterlijk na drie maanden deelt de werkgever schriftelijk en gemotiveerd zijn beslissing mee over de gevolgen die hij aan het verzoek zal geven. Hij doet dit aan de preventieadviseur psychosociale aspecten, de preventieadviseur interne dienst en het ABOC.

§6Indien het gaat om een verzoek met individueel karakter dan zal de preventieadviseur psychosociale aspecten een onpartijdig onderzoek instellen in volledige onafhankelijkheid en brengt hij het schoolbestuur een advies met voorstellen betreffende de toe te passen maatregelen.  Hij brengt het personeelslid en alle rechtstreeks betrokkenen schriftelijk op de hoogte wanneer hij dit advies aan het schoolbestuur heeft overhandigd.

§7Het schoolbestuur is verplicht om de betrokken partijen te informeren over de gevolgen van het verzoek.

§8Wanneer de feiten niet ophouden, of wanneer het schoolbestuur geen passende maatregelen treft, moet de preventieadviseur psychosociale aspecten – in overleg met de klager – een beroep in stellen bij toezicht Welzijn op het Werk.

 

Hoofdstuk 16Onthaal van nieuwe personeelsleden

-De indiensttreding van het personeelslid is het gevolg van een aanstellingsbesluit. Het personeelslid ontvangt bij de indiensttreding een afschrift van:

- het aanstellingsbesluit;

- de beginselverklaring neutraliteit;

- het pedagogisch project;

- het arbeidsreglement, met inbegrip van de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden;

- het schoolreglement;

- de algemene veiligheidsrichtlijnen;

- de richtlijnen in geval van evacuatie;

- desgevallend de geïndividualiseerde functiebeschrijving.

Het schoolwerkplan en de goedgekeurde leerplannen die worden bijgehouden op het schoolsecretariaat, zijn ter beschikking van de personeelsleden.

Het personeelslid wordt geacht deze documenten te kennen, te aanvaarden en ze na te leven.

Art.223

§1De directeur organiseert het onthaal van nieuwe personeelsleden, geeft hen de nodige inlichtingen en instructies met het oog op de bescherming van het welzijn op het werk bij de uitvoering van hun werk en het voorkomen van ongevallen en vergewist zich ervan dat de nieuwe personeelsleden deze instructies correct toepassen. De directeur of een ervaren personeelslid dat de directeur aanduidt, begeleidt het beginnende personeelslid hierbij.

§2De directeur ondertekent een document waaruit blijkt dat de nodige inlichtingen en instructies werden verstrekt m.b.t. het welzijn op het werk. Dit document wordt bijgehouden door de interne preventieadviseur.

§3Het schoolbestuur voorziet in aanvangsbegeleiding (vanaf 1 september 2019). Het personeelslid gaat hierop in.

 

Hoofdstuk 17Bevoegde inspectiediensten

Art.224De adressen van de volgende bevoegde inspectiediensten zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit arbeidsreglement:

­het Toezicht op de Sociale Wetten,

­het Toezicht op het Welzijn op het werk,

­Sociale Inspectie.

 

In uitvoering van de gemeenteraadsbeslissing van (datum):

 

De burgemeester, Dhr Bart Van Hulle              

                                                                                        De algemeen directeur, Dhr Tijs Van Vynckt

(handtekening en datum)(handtekening en datum)

 

BIJLAGEN 

BIJLAGE 1: INDIVIDUELE UURROOSTERS

BIJLAGE 2: MEDEDELINGEN INZAKE WELZIJN

BIJLAGE 3: ADRESSEN VAN DE BEVOEGDE INSPECTIEDIENSTEN

BIJLAGE 4: MEDEDELINGEN INZAKE INFORMATIEVEILIGHEID EN PRIVACY

 

 

Artikel 3:

Een afschrift van dit besluit en van het herwerkte arbeidsreglement wordt ter kennisgeving bezorgd aan de personen die onder het gezag arbeid verrichten in de gemeentelijke basisschool Kruipuit, Kruipuit 19a, 9991 Maldegem.

 

Artikel 4:

Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan de Directie toezicht op de Sociale Wetten, Savaanstraat 11/002, 9000 Gen.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

11.  GOEDKEURING VAN DE STATUTEN EN HET BELEIDSPLAN VAN DE ZORGRAAD WEST-MEETJESLAND VZW IN OPRICHTING

 

Juridische gronden

          Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

          Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

          Artikel 41 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat volgende bevoegdheden niet aan het college van burgemeester en schepenen kunnen worden toevertrouwd:

13°het inrichten van adviesraden en overlegstructuren

          Artikel 56 §1 van het decreet lokaal bestuur: het college van burgemeester en schepenen bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de gemeenteraad voor. het college van burgemeester en schepenen voert de besluiten van de gemeenteraad uit.

          Het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnsaanbieders.

          Het besluit van de Vlaamse regering van 17 mei 2019 tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnsaanbieders.

          De beslissing van de gemeenteraad van 24 april 2019 betreffende de aanduiding van de heer Kiran Van Landschoot en Koen Cromheecke als vertegenwoordigers van de gemeente Maldegem in de Zorgraad van de eerstelijnszone West-Meetjesland.

 

Feiten

          Een eerstelijnszone West-Meetjesland wordt opgericht binnen de grenzen van de gemeenten Maldegem, Aalter en Lievegem.

          Een voorlopige Zorgraad werd opgericht als aansturend orgaan van de eerstelijnszone.

          De voorlopige Zorgraad wordt in 2020 een erkende Zorgraad.

          In tussentijd moeten de eerstelijnzones een vzw-structuur worden.

          De Zorgraad vzw kan enkel erkend worden als het bewijs geleverd wordt dat er statuten voor publicatie aangeboden zijn.

          De aanvraag tot erkenning is alleen ontvankelijk als ze het beleidsplan voor de komende twee werkingsjaren bevat.

Tussenkomst raadsleden

          Raadslid Stefaan Standaert (Groen) merkt op dat Maldegem in de ontwerp statuten vermeld wordt bij de zone Oost-Meetjesland, terwijl Maldegem bij de zone West-Meetjesland hoort.

 

Besluit

 

25 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Dino Lateste, Stefaan Standaert, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

 

 

Artikel 1

De statuten en het beleidsplan van de Zorgraad West-Meetjesland vzw in oprichting worden goedgekeurd.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

12.  POLITIE- BEGROTINGSWIJZIGING 2019 NR. 1-2

 

Juridische gronden

Artikel 28 § 1 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 42 § 1 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

            De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP);

            Het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale Politie (ARPC);

            De begroting 2019 werd vastgesteld tijdens de gemeenteraad in haar zitting van oktober 2018

 

Feiten

          De omzendbrief mbt de begroting was nog niet verschenen bij de opmaak van de originele  begroting 2019. Maar omdat de gemeente niet wenste te werken met voorlopige twaalfden in 2019 werd toch besloten om de begroting al in oktober op de gemeenteraad te brengen zodat het Toezicht de begroting tijdig kan goedkeuren.

          Er werd een begrotingscommissie gehouden 11 september 2019

 

Argumentatie

 

Gewone dienst:

uitgaven

Daling personeelskosten met 137.970 euro doordat bepaalde functies niet ingevuld zijn.

ontvangsten

Federale subsidies: het verkeersveiligheidsfonds van 2014 mag verhoogd worden tot 140.960,40 euro.

Ontvangsten: de doorfacturaties uit detacheringen personeel mag verhoogd worden met 102.655,79 euro. De ontvangsten uit recuperaties verzekeringen wordt verlaagd met 25.000 euro, aangezien er minder arbeidsongevallen zijn.

 

Buitengewone dienst

In de buitengewone dienst zijn er voor 4.804,79 euro investeringen ingeschreven voor aankopen. Deze investeringen worden gefinancierd door een buitengewone toelage van het gemeentebestuur.

 

Adviezen

          Positief advies van de begrotingscommissie op 11 september 2019

 

Besluit

 

23 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

2 stemmen tegen: Dino Lateste en Stefaan Standaert

 

 

Artikel 1:

De politiebegroting 2019 wordt overeenkomstig de wijziging nr. 1 (gewone dienst)  gewijzigd en vastgesteld volgens de hiernavolgende tabel (bedragen in Euro):

 

Gewone dienst

Ontvangsten

Uitgaven

geraamd resultaat eigen dienstjaar

toestand na wijziging nr. 1

4.598.989,51

4.833.366,96

-234.377,45

 

Het geraamd algemeen resultaat van de gewone dienst bedraagt 0,00 euro.

 

Artikel 2:

De politiebegroting 2019 wordt overeenkomstig de wijziging nr. 2 (buitengewone dienst)  gewijzigd en vastgesteld volgens de hiernavolgende tabel (bedragen in Euro):

 

Buitengewone dienst

Ontvangsten

Uitgaven

geraamd resultaat eigen dienstjaar

toestand na wijziging nr.2

141.552,34

77.804,79

63.747,55

 

Het geraamd algemeen resultaat van de buitengewone dienst bedraagt 0,00 euro.

 

Artikel 3:

De begrotingswijzigingen zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de toezicht houdende overheid namelijk Gouverneur van Oost-Vlaanderen.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

13.  POLITIE - BEGROTING 2020 - VASTSTELLING

 

Juridische gronden

Artikel 28 § 1 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 42 § 1 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

            De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP);

            Het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale Politie (ARPC);

 

Feiten

            De omzendbrief mbt tot de begroting was nog niet verschenen bij de opmaak van de originele begroting 2020. Maar omdat de gemeente niet wenst te werken met voorlopige twaalfden in 2020 werd toch besloten om de begroting al in oktober op de gemeenteraad te brengen zodat het Toezicht de begroting tijdig kan goedkeuren.

            Het college heeft positief advies verleent in haar zitting van 15 oktober 2019.

            In de begroting 2020 is er een gemeentelijke dotatie voor de gewone dienst ingeschreven van 2.528.474,05 euro en een gemeentelijke dotatie voor de buitengewone dienst van 5.000,00 euro.

 

Argumentatie

Gewone dienst:

uitgaven

          personeel: de berekeningen werden gedaan overeenkomstig de bepalingen van de Mammoetwet voor zowel basisbezoldigingen als bijkomende vergoedingen. Voor het inschatten van de vergoedingen werd een simulatie uitgevoerd.  De normale trapverhogingen in de loonschalen werden voorzien.   

          Er werd rekening gehouden met een pensioenbijdrage van 34%

          Er werd rekening gehouden met twee extra inspecteurs vanaf 2020

          werkingskosten: geraamd op basis van historisch cijfermateriaal

          Er werd rekening gehouden met de correctie van het AIK (detachering van eigen politiemensen naar de federale politie)

 

ontvangsten

          overdrachten: er is een federale dotatie ingeschreven op basis van de goedgekeurde bedragen voor dienstjaar 2019.  De gemeentelijke dotatie is de sluitpost tussen de ontvangsten en de uitgaven.

          schuld: Dit bedrag zijn de intresten op de rekening-courant en de bijdrage tengevolge van de eventuele overname van het ex-rijkswachtgebouw

          er werd rekening gehouden met de facturatie van werk uitgevoerd door politiemedewerkers ten voordele van anderen. 

 

Buitengewone dienst

          In de buitengewone dienst zijn er voor € 5.000 investeringen ingeschreven voor aankopen. Deze investeringen worden gefinancierd door een buitengewone toelage van het gemeentebestuur. 

Adviezen

             De begrotingscommissie heeft op 11 september 2019 een positief advies verleend.

Tussenkomsten

          door raadslid Stefaan Standaert (Groen)

          Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) beantwoordt de vragen.

 

Besluit

 

23 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Leandra Decuyper, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

2 stemmen tegen: Dino Lateste en Stefaan Standaert

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad stelt de politiebegroting 2020 vast volgens de hiernavolgende tabel (bedragen in euro):

 

 

 

Artikel 2:

De politiebegroting 2020 zal ter goedkeuring toegezonden worden aan de Heer Provincie gouverneur.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

14.  MEERJARENPLAN 2019 - OPVOLGINGSRAPPORTERING - AKTENAME

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

            Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

            Artikel 263 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn bepalen wanneer hen een opvolgingsrapportering, met een stand van zaken van de uitvoering van het meerjarenplan, wordt voorgelegd. Er wordt minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar voorgelegd.

 

 

Feiten

            In het verleden moesten raadsleden zich meerdere keren per jaar uitspreken over bijsturingen van de planning, in de vorm van een budgetwijziging en/of aanpassing van het meerjarenplan. In het kader van BBC 2020 werd het budget als afzonderlijk beleidsrapport afgeschaft en verplicht de regelgever voortaan de verplichte rapportering aan de raad. De verplichte rapportering aan de raad of de opvolgingsrapportering vergelijkt het gerealiseerde beleid van het lopende jaar met het geplande. Het rapport geeft aan de raadsleden de mogelijkheid om op te volgen hoe ver het staat met de uitvoering van beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties die in het meerjarenplan zijn opgenomen.

            Elk jaar moet ten laatste in september een opvolgingsrapportering voor de raad ter beschikking zijn. Deze bevat minstens volgende elementen:

Een stand van zaken van de prioritaire actieplannen van het meerjarenplan;

Een overzicht van de geraamde en gerealiseerde ontvangsten en uitgaven voor het lopende jaar;

In voorkomend geval, de wijzigingen en assumpties die gekozen werden bij de opmaak van het meerjarenplan of de aanpassing ervan;

In voorkomend geval, de wijzigingen in de financiële risico's.

            Door technische problemen met het softwarepakket van Cipal Schaubroeck kon het opvolgingsrapport niet afgeleverd worden in september.

Tussenkomsten

             door raadslid Marten De Jaeger (CD&V)

             door raadslid Stefaan Standaert (Groen)

             door raadslid Dino Lateste (Groen)

             Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) en de schepenen Marleen Van den Bussche (De Merlaan), Jason Van Landschoot (Open Vld) en Peter Van Hecke (Open Vld) beantwoorden de vragen.

 

Besluit

 

Artikel 1:

De gemeenteraad neemt kennis van opvolgingsrapportering die betrekking heeft op het eerste semester van het boekjaar en het meerjarenplan 2019.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

15.  TOEGEVOEGD PUNT DOOR RAADSLID VALERIE TAELDEMAN (CD&V): GROEPSAANKOOP ROOKMELDERS

 

Juridische gronden

De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

          Het decreet van 10 maart 2017 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat het verbeteren van de brandveiligheid door het algemeen invoeren van optische rookmelders voor woningen betreft.

          Artikel 21 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat gemeenteraadsleden uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering punten aan de agenda kunnen toevoegen.

          Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in openbare zitting behandeld wordt.

          Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

          Artikel 3 van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad, vastgesteld in zitting van 25 september 2019 bepaald dat elk raadslid de mogelijkheid heeft een punt aan de agenda toe te voegen.

 

Feiten

          Op vrijdag 25 oktober 2019 ontving algemeen directeur Tijs Van Vynckt volgend toegelicht voorstel van beslissing van raadslid Valerie Taeldeman (CD&V):
"Groepsaankoop rookmelders

             Vanaf 1 januari 2020 moeten in elke woning rookmelders hangen. De campagne van de Vlaamse overheid loopt op nationale TV en veel brandweerzones maken ons allen attent op de decretale verplichting van een rookmelder. Ook op de website van de hulpverleningszone Meetjesland kan men alle info over de campagne ‘Hang Rookmelders’ terugvinden.

             Brand verwoest niet alleen woningen maar ook levens. Meer nog dan het vuur, maakt vooral de rook slachtoffers. Rook is verstikkend en verspreidt zich razendsnel. En dan bieden rookmelders bescherming: ze waarschuwen je bij brand. Als je de kans krijgt om jezelf en je gezin in veiligheid te brengen, dan klinkt het irritante geluid van een rookmelder plots als muziek in de oren.  We hebben opgemerkt dat tal van steden en gemeenten een groepsaankoop rookmelders organiseren voor hun inwoners.  Op deze manier kunnen steden en gemeenten een goede rookmelder bieden aan een scherpe prijs. Mechelen, Aarschot, Genk, Glabbeek, enzovoort hebben deze groepsaankoop reeds gelanceerd. Onze CD&V-fractie is van oordeel dat een groepsaankoop in Maldegem ook georganiseerd kan worden door het gemeentebestuur.

             Voorstel beslissing
De gemeenteraad beslist om vanuit de gemeente een groepsaankoop rookmelders te organiseren voor de Maldegemse inwoners."

Tussenkomsten

          Raadslid Valerie Taeldeman (CD&V) licht haar voorstel toe.

        Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) licht het standpunt van het college toe en somt de redenen op om te besluiten om niet op het voorstel in te gaan.

        Voorzitter Marleen Van den Bussche (De Merlaan) vraagt te stemmen over het voorstel van de burgemeester om niet in te gaan op het voorstel van raadslid Taeldeman.

 

Besluit

 

16 stemmen voor: Bart Van Hulle, Nicole Maenhout, Peter E. Van Hecke, Rudiger De Smet, Jason Van Landschoot, Geert De Roo, Marleen Van den Bussche, Wim Swyngedouw, Kiran Van Landschoot, Annuska Van Hoorebeke, Henk Deprest, Raf Pauwels, Christine Verplaetse, Katleen De Kesel, Danny Vannevel en Timothy De Groote

9 stemmen tegen: Boudewijn De Schepper, Anneke Gobeyn, Valerie Taeldeman, Annelies Lammertyn, Koenraad De Ceuninck, Marten De Jaeger, Leandra Decuyper, Dino Lateste en Stefaan Standaert

 

 

Artikel 1:

De gemeenteraad beslist om niet in te gaan op het voorstel van raadslid Taeldeman om een groepsaankoop te organiseren voor rookmelders.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

16.  VRAGEN VAN RAADSLEDEN

 

De vragen van de raadsleden ingediend om te worden behandeld op de gemeenteraadszitting van 30 oktober 2019, worden behandeld:

 

          Vraag van raadslid Koenraad De Ceuninck (CD&V) - Stavaza toekomst adviesraden
Schepen Nicole Maenhout (N-VA) beantwoordt de vraag.

 

          Vraag van raadslid Leandra Decuyper (CD&V): Stedenbouwkundige lasten als verdoken belasting deel 3
Schepen Nicole Maenhout (N-VA) beantwoordt de vragen.

 

          Vraag van raadslid Anneke Gobeyn (CD&V): Audit Kinderopvang
Schepen Nicole Maenhout (N-VA) beantwoordt de vragen.

 

          Vraag van raadslid Anneke Gobeyn (CD&V): Huishoudelijk reglement gemeentelijke Kinderopvang Ukkie-Pukkie
Raadslid Gobeyn stelt volgende vragen en vraagt om de antwoorden van schepen Nicole Maenhout (N-VA) te notuleren.

          Werden de scholen er al van op de hoogte gebracht dat de kinderen niet meer zullen afgehaald worden aan de school? En hoe zal dit opgelost worden?

          Kan er voor ouders van wie de kinderen al ingeschreven zijn in de kinderopvang een artikel toegevoegd worden in het reglement waarbij een minnelijke schikking uitgewerkt worden en voor hen het reglement van 17 december 2015 van toepassing blijft?

          Kunnen de dagen waarop kinderen ziek zijn niet van de respijtdagen afgetrokken worden want anders worden ouders van wie de kinderen vaak ziek zijn gestraft. Hoewel de respijtdagen met drie dagen verhoogd worden, worden er immers verschillende dagen niet meer meegerekend en worden ziektedagen ervan afgetrokken.

          Wat is al beslist over de collectieve sluiting van de opvang?

 

Schepen Maenhout antwoordt op vraag:

          De scholen zullen eerstdaags op de hoogte gebracht worden van de nieuwe regeling. Evenwel pas nadat het voorstel van de ouders aan het college teruggekoppeld werd.

          Het college is bereid om de opmerkingen van de ouders mee te nemen.  De vragen situeerden zich voornamelijk op vlak van het inlassen van een overgangsperiode voor kinderen die naar school gaan en op vlak van de collectieve sluitingsperiode.

          Het college is niet geneigd dit te veranderen omdat er zal gezorgd worden voor een overgangsperiode.

          Wat de respijtdagen betreft, verduidelijkt schepen Maenhout dat, wanneer er een ziektebriefje is, er geen enkele dag afgetrokken wordt. Bij een ziekte van minder dan drie dagen, zonder ziektebriefje, worden ze wel afgetrokken. Wat de overgangsperiode betreft, antwoordt de schepen dat er nog iets moet uitgewerkt worden.

          De mogelijkheid wordt onderzocht om gedurende de zomermaanden gedurende een 2-tal weken te draaien met een minimale bezetting op één locatie.  Dat zou een oplossing betekenen voor de ouders die tijdens de zomermaanden geconfronteerd worden met een probleem voor opvang.

 

Raadslid Gobeyn vraagt of haar voorstel om een artikel toe te voegen(zie vraag 2) niet meegenomen wordt en wat de overgangsmaatregel daaromtrent is?

Schepen Maenhout antwoordt dat daarvoor nog tijd nodig is.

 

Algemeen directeur Tijs Van Vynckt verduidelijkt dat het reglement dat vorige maand werd goedgekeurd, stelt dat wat geldt als een gerechtvaardigde afwezigheid en dus niet afgetrokken wordt van de respijtdagen, is de ziekte van een kind vanaf drie opeenvolgende opvangdagen.

Raadslid Gobeyn stelt dat op die manier ouders, van wie het kind vaak ziek is, gestraft worden.

Schepen Maenhout antwoordt dat dit er nu zo instaat, maar dat dit later nog kan aangepast worden. De reden is dat er veel misbruik gemaakt wordt, bv. wanneer kinderen enkele dagen naar oma of opa kunnen.

Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) verduidelijkt dat het reglement niet aangepast wordt en dat in het reglement staat : gereserveerde dagen die op een collectieve sluitingsdag vallen: ziekte van een kind vanaf drie opeenvolgende opvangdagen, gestaafd met een doktersattest

afgeleverd binnen de vijf werkdagen. Daar wordt niet van afgeweken.

 

          Vraag van raadslid Stefaan Standaert (Groen) - Hoe zal het college in de toekomst de vooraf ingediende vragen behandelen
Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) beantwoordt de vragen.

 

          Vraag van raadslid Stefaan Standaert (Groen): Totale kostprijs kabinetschef
Burgemeester Bart Van Hulle (Open Vld) beantwoordt de vragen.

 

          Vraag van raadslid Valerie Taeldeman (CD&V): Werken thv school en chirolokalen Kleit
De schepenen Nicole Maenhout (N-VA) en Jason Van Landschoot (Open Vld) beantwoorden de vragen.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

OPENBARE ZITTING

 

17.  SCHORSING VAN DE ZITTING

 

Voorzitter Peter Van Hecke (N-VA) deelt mee dat de gemeenteraadszitting geschorst wordt om 21.55 uur, waarna wordt overgegaan tot de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

Na de behandeling van alle punten van de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn, wordt de gemeenteraadszitting hernomen om 22.01 uur.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

BESLOTEN ZITTING

 

18.  LOKALE POLITIE - CONSOLIDATIE ARBEIDSONGEVAL INSPECTEUR VAN POLITIE

 

 

eenparig

 

Juridische gronden

          Artikel 28, §1, 1 ° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 dat stelt dat er in besloten zitting vergaderd wordt bij aangelegenheden die de persoonlijke levenssfeer raken.

          De Arbeidsongevallenwet van 03 juli 1967 waarin de voorwaarden van een arbeidsongeval worden bepaald.

          Artikel 20 van de wet van 3 juli 1967 van toepassing voor arbeidsongevallen in de publieke sector.

Het slachtoffer beschikt over een termijn van drie jaar vanaf de datum van deze betekening, die kan geschorst of gestuit worden, om deze beslissing te betwisten voor de bevoegde arbeidsrechtbank door middel van een dagvaarding enerzijds, of door een verzoekschrift op tegenspraak of door een gezamenlijk verzoekschrift anderzijds.

          Het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, gewijzigd bij latere koninklijke besluiten.

          Het koninklijk besluit van 30 maart 2001 houdende regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.

          Artikel X.III.20 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.

De aanvraag tot herziening van de vergoedingen ingediend op grond van een verergering of van een vermindering van de gebrekkigheid van de getroffene of wegens diens overlijden te wijten aan de gevolgen van het ongeval, mag gedaan worden gedurende drie jaar te rekenen van het besluit of van een beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.

          Het decreet van de Vlaamse Raad van 28 april 1993, gewijzigd door het decreet van 15 juli 2002, houdende regeling voor het Vlaams Gewest van het administratief toezicht op de gemeenten.

          Artikel 85 en 86 van de wet van 07 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, houdende algemeen administratief toezicht op de overige handelingen van de gemeentelijke instellingen.

 

Feiten

          Inspecteur van politie                              werd het slachtoffer van een arbeidsongeval op 6 juli 2018.

          De dienst steun van de Politiezone Maldegem heeft dit ongeval als arbeidsongeval erkend op 9 juli 2018.

          Inspecteur van politie                            werd op 15 februari 2019 en 17 mei 2019 onderzocht door een arts van de gerechtelijk geneeskundige dienst naar aanleiding van het arbeidsongeval waarvan hij het slachtoffer was op 6 juli 2018.

          De besluiten van de medische expertise werden aan het slachtoffer aangetekend verstuurd op 18 juni 2019.

          Inspecteur van politie                        heeft geen beroep aangetekend bij de gerechtelijk geneeskundige dienst tegen de besluiten in 1e aanleg.

          De gerechtelijk geneeskundige dienst vermeldt in het schrijven van 6 augustus 2019 dat het arbeidsongeval van 6 juli 2018 overkomen aan inspecteur van politie                        geconsolideerd is op 17 mei 2019 en dat er           blijvend restletsel weerhouden wordt ingevolge voormeld arbeidsongeval.

 

Argumentatie

          In het kader van het afsluiten van dit dossier dient de beslissing van de gerechtelijke medische dienst te worden omgezet in een gemeenteraadsbeslissing. 

          Deze beslissing dient nadien aan betrokkene te worden betekend zodat de 3-jarige herzieningstermijn een aanvang kan nemen.

 

 

BESLUIT

 

Artikel 1:

De gemeenteraad neemt kennis van de besluiten van de gerechtelijk geneeskundige dienst omtrent het arbeidsongeval van 6 juli 2018 overkomen aan inspecteur van politie                        . In deze besluiten staat vermeld dat het arbeidsongeval van 6 juli 2018 overkomen aan inspecteur van politie                     
                         geconsolideerd is op 17 mei 2019 zonder blijvende arbeidsongeschiktheid.

 

Artikel 2:

Zoals voorzien in artikel X.III.20 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, kan een aanvraag tot herziening van de vergoedingen worden ingediend op grond van een verergering of van een vermindering van de gebrekkigheid van de getroffene of wegens diens overlijden te wijten aan de gevolgen van het ongeval, gedurende drie jaar te rekenen van dit besluit.

 

Artikel 3:

Zoals voorzien in artikel 20 van de wet van 3 juli 1967, van toepassing voor arbeidsongevallen in de publieke sector, beschikt inspecteur van politie                               vanaf de datum van betekening over een termijn van 3 jaar, die kan geschorst of gestuit worden, om deze beslissing te betwisten voor de bevoegde arbeidsrechtbank door middel van een dagvaarding enerzijds, of door een verzoekschrift op tegenspraak of door een gezamenlijk verzoekschrift anderzijds.

 

Artikel 4:

Een afschrift van deze beslissing wordt betekend aan inspecteur van politie                                .

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

BESLOTEN ZITTING

 

19.  LOKALE POLITIE - GOEDKEURING VERVROEGD RUSTPENSIOEN

 

 

eenparig

 

Juridische gronden

          Artikel 28, §1, 1° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 dat stelt dat er in besloten zitting vergaderd wordt bij aangelegenheden die de persoonlijke levenssfeer raken.

          De wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991.

          De wet van 7 december 1998 en zijn wijzigingen, tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst.

          De wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden.

          Artikel 4 van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden.

Voor de vereffening van de rustpensioenen wordt elk jaar doorgebracht in dienstactiviteit in de hoedanigheid van politieambtenaar of hulpagent van politie van het operationeel kader aangerekend naar rata van 1/50 van de referentiewedde die als grondslag dient voor de vaststelling van het pensioen.

          De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, in het bijzonder de artikelen 85 tot 92 van hoofdstuk 1 van titel 8.

          Artikel 85 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen.

Artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991, wordt vervangen als volgt:

"Het pensioen kan worden verleend vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die van hun 62ste verjaardag of op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de stopzetting van hun functies indien deze zich later voordoet, aan de personen die:

1° minstens 40 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren tellen in het stelsel van de staatsambtenaren

2° en hun loopbaan hebben beëindigd na 31 december 1976 en in aanmerking komende diensten of periodes van na die datum kunnen laten gelden op voorwaarde dat zij ten minste vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren tellen, met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van de periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen.

Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, worden eveneens in aanmerking genomen, de kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de werknemers of in een ander wettelijk Belgisch pensioenstelsel.

In afwijking van het eerste lid wordt de leeftijd van 62 jaar vervangen door:

- 60 jaar voor de personen die minstens 42 dienstjaren vastgesteld overeenkomstig het eerste lid 1° kunnen laten gelden.

- 61 jaar voor de personen die minstens 41 dienstjaren vastgesteld overeenkomstig het eerste lid 1° kunnen laten gelden.

          De wet van 13 december 2012 houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector.

          Het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, hierna RPPol genoemd.

          Artikel IX.I.8 van de RPPol

Tot ambtsneerlegging geven aanleiding:

- het vrijwillig ontslag

- de opruststelling

          Artikel IX.I.11 van de RPPol

Het personeelslid dat op rust wordt gesteld en dat op dat ogenblik ten minste twintig jaren werkelijke diensten telt, is gerechtigd de laatste graad te dragen waarmee hij bij het politiekorps bekleed was, gevolgd door de woorden "op rust".

 

Feiten

          Het schrijven van inspecteur van politie                        gericht aan de federale pensioendienst (FPD), daar ontvangen op 11 februari 2019, waarin hij verzoekt hem met ingang van 01 februari 2020 vervroegd op rust te stellen.

          Het schrijven van de federale pensioendienst (FPD), waaruit blijkt dat inspecteur van politie
                                   zijn pensioen kan laten ingaan op 01 februari 2020.

          inspecteur van politie                           zal op                    de leeftijdsgrens van 60 jaar bereikt hebben.

          Inspecteur van politie                         zal op 01 februari 2020 voldoen aan de minimale loopbaanvoorwaarde van 42 jaar (door toepassing van het berekeningssysteem met een verhogingscoëfficiënt gezien preferentiële tantième 1/50).

 

Argumentatie

          Inspecteur van politie                               voldoet aan alle wettelijke voorwaarden om van een vervroegd rustpensioen te kunnen genieten.

 

 

BESLUIT

 

Artikel 1:

De gemeenteraad beslist om                                , inspecteur van politie bij de lokale politie Maldegem, met ingang van 01 februari 2020 vervroegd rustpensioen en eervol ontslag te verlenen uit zijn functie.

 

Artikel 2:

De gemeenteraad machtigt                                       , inspecteur van politie, om vanaf 01 februari 2020 zijn aanspraak op vervroegde opruststelling te laten gelden. Vanaf die datum kan hij zijn rechten op pensioen bij de federale pensioendienst laten gelden.

 

Artikel 3:

                                    , inspecteur van politie, is gerechtigd om vanaf 01 februari 2020 de graad van inspecteur van politie te dragen, gevolgd door de woorden "op rust".

 

Artikel 4:

Artikel 1 tot en met artikel 3 zijn van toepassing onder voorbehoud dat                                  , inspecteur van politie, de pensioendatum van 01 februari 2020 respecteert en dus niet terug intrekt.

 

Artikel 5:

Afschrift van onderhavige beslissing zal aan                                       en aan alle betrokken instanties worden overgemaakt.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 30 10 2019

 

BESLOTEN ZITTING

 

20.  LOKALE POLITIE - BESLUIT VAN DE BURGEMEESTER - AKTENAME BENOEMING VIA WERVINGSRESERVE - MEDEWERKER INTERVENTIE/VERKEER

 

 

eenparig

 

Juridische gronden

          Artikel 28 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat dit punt in besloten zitting behandeld wordt.

          Artikel 40 § 1 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 waarin wordt bepaald dat de gemeenteraad beschikt over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de gemeentelijke aangelegenheden.

          De beslissing van de gemeenteraad van 29 mei 2019 waarbij de bevoegdheid voor de benoeming of aanwerving van de leden van het personeel in de politiezone Maldegem gedelegeerd wordt aan de burgemeester.

          Het besluit van de burgemeester van 23 augustus 2019 waarbij inspecteur van politie
                             wordt benoemd tot inspecteur van politie, medewerker interventie/ verkeer met ingang van 1 oktober 2019.

 

BESLUIT

 

Artikel 1:

De gemeenteraad neemt akte van het besluit van de burgemeester van 23 augustus 2019 betreffende de benoeming van inspecteur                                  tot een inspecteur van politie - medewerker interventie/ verkeer met ingang van 1 oktober 2019.

 

Artikel 2:

Een afschrift van deze aktename zal aan de betrokken diensten worden toegestuurd, zijnde de gouverneur (administratief toezicht), de politiezone Maldegem en tevens aan het betrokken personeelslid wordt overhandigd.

 

 

Publicatiedatum: 05/12/2019